MRTE-model toelichting-webpagina 25 september 2015 (update 04-maart-2024)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------

BEGIN Zoekstappen na knop google een woord, uitdrukking of zin.

 1. Klik op F3 of op Ctrl f
 2. Schrijf jouw zoekterm in het zoekvenster (eventuele tussenliggende spaties vullen met underscores).
 3. Klik op Next
 4. Klik eventueel op X van het zoekvenster, zodat je weer PgUp en PgDn kunt gebruiken.

END   Zoekstappen na knop google een woord, uitdrukking of zin.

BEGIN Navigeren door de tekst

          Ctrl f knoppen op toetsenbord of F3 -> zoeken ; gebruik underscoretekens (_) op de plaats van spaties.

          Home   knop    op toetsenbord       -> naar begin
          End    knop    op toetsenbord       -> naar eind

          PgUp   knop    op toetsenbord       -> 1 pagina terug
          PgDn   knop    op toetsenbord       -> 1 pagina verder

END   Navigeren door de tekst

---------------------------------------------------------------------------------------------------------


---------------------------------------------------------------------------------------------------------

BEGIN Toelichting

Een algemeen logisch symmetrisch indelingsmodel voor basale begrippen kan houvast bieden bij het
    denken en voelen en daarmee wellicht ook bijdragen aan een sterker verankerd "thuisgevoel"
    en/of "thuis-zijn-in-gevoel".

Het MTRE-indelingsmodel is een amateuristisch experimenteel voorbeeld voor hoe een indelingsmodel
    voor basale begrippen, als model van de werkelijkheid, er misschien uit zou kunnen zien.

De gedachte achter het MRTE-indelingsmodel is de vraag of en hoe het mogelijk zou kunnen zijn om
   basale begrippen in een min of meer algemeen logisch symmetrisch indelingsmodel te rangschikken,
   teneinde verbanden tussen de verschillende basisbegrippen op een bepaalde manier inzichtelijk te
   krijgen.
   De gekozen bepaalde manier in het MTRE-indelingsmodel is een semantische indeling (indeling naar
   betekenis) volgens het begrip "plaats".

Kernvraag is: hoe kom je op een natuurlijke, logische wijze van betrekkelijk    simpele begrippen
                                                           naar betrekkelijk complexere begrippen?

   _______________________________________________________________________________________________

   - Rubriekletter rubrieknaam         rubriekinhoud                                         vraag
   _______________________________________________________________________________________________

   -             M     materie              lichamen (voorwerpen, planten, dieren, mensen)     wat
   -             R      ruimte              locaties                                          waar
   -             T        tijd    tijd en bewegingen                                       wanneer
   -             E     energie          activiteiten                                        waarom
   _______________________________________________________________________________________________

   Indien dieren, net als mensen, een besef hebben van - en/of instinctief overweg kunnen met de
          vragen wat/wie, waar, wanneer, waarom/hoe, welke vragen binnen het MRTE-indelingsmodel
          aangeduid worden met de rubrieknamen materie, ruimte, tijd en energie, dan zou je kunnen
          veronderstellen dat deze begrippen wellicht ook op een primitieve wijze begrepen kunnen
          worden, namelijk op basis van relaties tussen zeer basale begrippen.
          Uitgangspunt binnen het MRTE-indelingsmodel is het basisbegrip "plaats" en daarvan
          afgeleid de begrippen binnen/inwendig, buiten/uitwendig en wel - of geen
          verplaatsing/beweging.
          Het indelingsmodel is een probeersel, waarbij door het ordenen van begrippen en woorden
          het indelingsmodel nader wordt getoetst op (on)aannemelijkheid en/of (on)bruikbaarheid.
          Het MRTE-indelingsmodel kan ook het kader zijn voor het begrip "informatie".

____________________________________________________________________________________________________

BEGIN Wat zijn de meest basale vragen en wat is de kern van de antwoorden op de meest basale vragen?
____________________________________________________________________________________________________

    Op weg van begin tot einde, in ruimte en tijd:

           - Wat is wel echt en wat is niet echt?
           - Wat is wel waar en wat is niet waar?
           - Wat is wel wijs en wat is niet wijs?

    Passen de basale denkpatronen van mens en dier in een algemeen geldend indelingsmodel?

    Uitgaande van onszelf als levend systeem binnen onze leefomgeving, zouden we kunnen beginnen met:
              -   wat vinden we?
              -   wat doen we?
              -   welke reacties mogen/kunnen we verwachten?

    De antwoorden lijken net als de vragen, een afspiegeling van gangbare indelingsconcepten met als
       kenmerkende begrippen: cycli (kringlopen), wederkerigheden en symmetrie en mede daardoor
                              balans/evenwicht.

    Hieronder staat een amateuristische experimentele poging om gangbare basale indelingsconcepten
              te integreren tot een overall/totale indelingsvisie in de vorm van een betrekkelijk
              simpel algemeen geldend indelingsmodel, gebaseerd op het begrip plaats.

____________________________________________________________________________________________________

END   Wat zijn de meest basale vragen en wat is de kern van de antwoorden op de meest basale vragen?
____________________________________________________________________________________________________

____________________

BEGIN wat vinden we?
____________________

   Moralistische termen als "goed" en "kwaad" lijken afgeleid van de basisbegrippen "meewerken" en
     "tegenwerken" en hebben daarmee betrekking op conflicterende doelen/doelgroepen.

     Moraal bestaat uit normen en waarden.

     Moraal en waarheid hebben veel "gezichten".

   Doel/toekomst.

     Teneinde te (over)leven hebben we als wezens richtlijnen/visies/verwachtingen nodig ten aanzien van onze
     (on)mogelijkheden, waarmee we kunnen anticiperen op wat ons mogelijk wel - en niet te wachten staat en
     hoe we onze invloed kunnen aanwenden om zelf mede vorm te geven aan onze toekomst.
     Richtlijnen, visies en verwachtingen zijn mede gebaseerd op onze moralen en inzichten/waarheden.

   Middelen.

     We herinneren en nemen waar in vormen van bijvoorbeeld:
            - beweging
            - druk/rek
            - geluid (oor)
            - genot
            - kou
            - leegte/gebrek
            - pijn
            - reuk  (neus)
            - smaak (mond)
            - tast
            - warmte
            - zicht  (oog)

     Je zou het begrip herinneren eventueel ook kunnen scharen onder het begrip waarnemen.
     Herinneren vindt plaats na informie-opslag in het geheugen.
     De opslag      van info  in het geheugen betreft een vorm uiting geven aan onze waarnemingen,
     de ontsluiting van info uit het geheugen betreft een vorm waarnemen: herinneren.

     Herinneringen en waarnemingen gaan al dan niet gepaard met geen -, zwakke - of sterke emoties.

   Onze herinneringen en waarnemingen staan onder invloed van de inschatting van onze plaats ten op zichte van
   onze context/posities/relaties/afhankelijkheden/verwevingen/doelen/streven binnen onze omgeving.

   Onze herinneringen en waarnemingen staan onder invloed van de inschatting van onze relaties met onze
   leefomgevingen/leefwerelden en staan via moraal en inzichten/waarheden in het teken van de toekomst in de
   vorm van verwachtingen: positieve - of negatieve bruikbaarheid/nuttigheid/gebruikswaarden, (on)haalbaarheden.

   We zien in de toekomst vermijdbare - en nastreefbare aspecten.

   Evolutionair gezien is het logisch dat we onder invloed staan van primitieve - en/of complexe afwegingen
   over onze (on)mogelijkheden (kansberekeningen) in de vorm van verwachtingen.

   We baseren onze moralen en inzichten/waarheden/(grond)houdingen ten aanzien van aspecten, zaken en wezens
   uit onze omgeving dus op herinneringen en waarnemingen, welke weer stoelen op onze relaties met onze omgeving.

   Schematisch in de tijd:

     - onze relaties met leefomgevingen                         ->
     - herinneringen en waarnemingen        (verleden en heden) ->
     - moralen en inzichten/waarheden                           ->
     - richtlijnen, visies en verwachtingen (toekomst)

   Onze aandacht en gevoel wordt (on)prettig geprikkeld/gestimuleerd, wanneer we (on)gunstige mogelijkheden
   opmerken, "kan ik er wel of niet wat mee of moet ik het ontlopen?"

   Onder gegeven omstandigheden bereiden waarnemingen, gedachten en gevoelens/emoties het lichaam voor op
         directe - of later wel - of geen gerichte acties en zijn daarmee meters/schatters van persoonlijke
         belangen in kwantitatieve - en kwalitatieve zin.

   Voorbeelden van gevoel(sherinneringen) in de vorm van een onprettig gevoel zijn:

   - aan je hart gaan
   - afgrijzen
   - allergisch zijn voor
   - als beton op je maag liggen
   - als een steen op je maag liggen
   - angst
   - argwaan/ongeloof/wantrouwen
   - bij je keel/strot grijpen
   - bijsmaak
   - bitter worden
   - de bibbers krijgen van
   - de keel uithangen
   - de strot uitkomen
   - degouteren/degout/degoutant
   - dwars in je maag liggen
   - een afkeer krijgen
   - een dichte keel krijgen
   - een dichtgeknepen keel krijgen
   - een naar gevoel in je maag krijgen
   - een nare smaak in je mond krijgen
   - een ongemakkelijk gevoel krijgen
   - een zuur gezicht opzetten
   - een zuur gezicht trekken
   - geen hap meer door je keel krijgen
   - geen trek meer hebben in
   - gruwen
   - hard op je maag liggen
   - het apezuur krijgen
   - het huilen van je hart
   - het krimpen van je hart
   - het zuur krijgen
   - iemand niet kunnen horen of zien
   - iemand niet kunnen luchten of zien
   - iemand niet kunnen uitstaan
   - iemand niet kunnen verkroppen
   - iemand niet kunnen zetten
   - in je maag zitten met
   - in je ziel snijden
   - je buik vol hebben van
   - je hart (af)sluiten voor
   - je hart aftrekken van
   - je hart breken/doorscheuren/doorsnijden/doorvlijmen/doorwonden
   - je hart op slot draaien voor
   - je hart opvreten
   - je hart vasthouden voor
   - je leven zuur maken
   - je neus ophalen voor
   - je neus uitkomen
   - je niet op je gemak voelen
   - je ongemakkelijk voelen bij
   - je strot vol hebben van
   - je ziel aftrekken van
   - je ziel doorscheuren/doorsnijden/doorvlijmen/doorwonden
   - kijken met een zuur gezicht
   - kokhalzen/kokken/kotsen van
   - littekens op je ziel krijgen
   - maagzuur
   - misselijk
   - je naar de keel vliegen
   - niet door je keel/strot kunnen krijgen
   - niet kunnen velen
   - niet over je hart kunnen krijgen
   - niets voelen voor
   - om het hart slaan
   - omdraaien van je maag
   - onaangenaam
   - onaantrekkelijk
   - onbegeerlijk
   - onbehaaglijk
   - onderbuikgevoelens
   - onlust/onlustgevoelens
   - onrust in je hart voelen
   - onsmakelijk
   - onverteerbaar
   - op je hart/ziel trappen
   - op je maag liggen
   - over je nek gaan van
   - overgeven van
   - overlopen van de gal
   - pijn in je buik/hart/ziel krijgen van
   - rillen van/rillingen krijgen van
   - slechte smaak
   - smakeloos
   - tegenstaan
   - vies zijn van
   - walgen van
   - wansmaak
   - weerzin
   - wrang
   - ziek zijn van
   - zuur kijken
   - zuur opbreken
   - zuur worden
   - zwaar op je maag liggen

   Voorbeelden van gevoel(sherinneringen) in de vorm van een prettig gevoel zijn:

   - aangenaam
   - behaaglijk
   - de smaak te pakken krijgen
   - een lust voor de huid zijn/huidstrelend
   - een lust voor de mond zijn/mondstrelend
   - een lust voor de neus zijn/neusstrelend
   - een lust voor de tong zijn/tongstrelend
   - een lust voor het oog zijn/oogstrelend
   - een lust voor het oor zijn/oorstrelend
   - fiducie/geloof/vertrouwen
   - geil
   - genieten/genot
   - graagte
   - hartversterking
   - in de smaak vallen
   - je belangen behartigen
   - je hart en ziel leggen in
   - je hart geven aan
   - je hart goed doen
   - je hart in vuur en vlam zetten
   - je hart laten lachen
   - je hart openen voor
   - je hart openzeten voor
   - je hart schenken aan
   - je hart toevertrouwen aan
   - je hart verliezen aan
   - je hart verpanden aan
   - je hart verwarmen
   - je op je gemak voelen
   - kriebels in je buik krijgen
   - lekkerbekken
   - liefde in je hart voelen voor
   - lust/lustgevoelens/lustgevend
   - moed
   - nauw aan je hart liggen
   - schoon
   - smaken/smaak/smakelijk
   - smullen van/smulpapen
   - trek krijgen
   - verliefd
   - verrukken/verrukking
   - vervoeren/vervoering
   - verwarmen/verwarming
   - voldaan
   - warmte in je hart voelen voor
   - zin krijgen in

____________________

END   wat vinden we?
____________________

__________________

BEGIN wat doen we?
__________________

- Menselijke interacties, bijvoorbeeld op het gebied van
  - godsdienst/religie/mystiek en spel
  - moraal en recht
  - zorg, onderwijs en economie
  bestaan voor een belangrijk deel uit (communicatie over) het zoeken_naar/jagen_op
          comfort/gemak van informatie, goederen en diensten door
          nemen/pakken/plunderen, geven/steunen/helpen en (in/uit/ver)ruilen/(in/uit/ver)wisselen
          van globaal gelijkwaardige, maar (zeer) verschillende
          directe of indirecte/beloofde/latere/verwachte/uitgestelde
          wel - of niet veilig/zeker gestelde (ruil)middelen.

------------------------------------------------------------------
   Middel met als doel
------------------------------------------------------------------
   middel           met als             doel
------------------------------------------------------------------
   aanzoeken      = proberen te         verleiden
   beschermen     = proberen te         behouden/beveiligen
   controleren    = proberen te         valideren (goed- of afkeuren)
   denken         = proberen te         begrijpen/doorgronden
   flirten        = proberen te         verleiden
   functioneren   = proberen te (laten) lukken
   jagen          = proberen te         vangen
   jagen naar/op  = proberen te         krijgen
   keuren         = proberen te         kiezen
   koketteren     = proberen te         verleiden
   oproepen       = proberen te         contacteren
   opzoeken       = proberen te         ontmoeten
   peuren         = proberen te         krijgen
   polsen         = proberen te         achterhalen
   streven/willen = proberen te         bereiken
   strijden       = proberen te         winnen
   sturen         = proberen te         richten
   uitpuzzelen    = proberen te         begrijpen/doorgronden
   uitzoeken      = proberen te         begrijpen/doorgronden
   veroorzaken    = proberen te (laten) veranderen (bewegen/verplaatsen)
   vissen         = proberen te         vangen
   vragen         = proberen te (laten) antwoorden/weten
   zoeken         = proberen te         vinden
------------------------------------------------------------------

__________________

END   wat doen we?
__________________

________________________________________________

BEGIN welke reacties mogen/kunnen we verwachten?
________________________________________________

   De reacties die we mogen/kunnen verwachten van onze omgeving verlopen via dezelfde
      tijd-stappen/stadia/fasen als hierboven beschreven, maar dan vanuit het oogpunt/standpunt van
      onze omgeving, een soort boomerang/spiegelbeeld.

   Een schematische situatieschets/situatiebeschrijving van een systeem binnen een systeemomgeving,
       in de vorm van tijdstappen/stadia/fasen, bijvoorbeeld een persoon/groep binnen een leefomgeving,
       tref je in "oneindig" veel vormen aan analoog aan de T-indeling van het MRTE-indelingsmodel:

       1.  input in de vorm van waarnemingen via onze zintuigen en geheugen/herinneringen
       2a. modelvorming van de waargenomen werkelijkheid:
                        moralen/waarden/normen en "inzichten en waarheden"
       2b. modelvorming van onze (on)mogelijkheden voor actie:
                        richtlijnen, visies en verwachtingen
       3. output in de vorm van wat we doen
       4. = 1-3 spiegelbeeld =        1-3 van de  systeemomgeving, veelal in de vorm van een evaluatie
                             = nieuwe 1-3 van het systeem, omdat we de werkelijkheid alleen kunnen ervaren
                               en raken via feedback/terugkoppeling, via onze geest en lichaam.

________________________________________________

END   welke reacties mogen/kunnen we verwachten?
________________________________________________

_______________________________________________________________________________________________

BEGIN Aspecten aan de mechanismen waarmee we motiveren, (be)oordelen, beslissen en acteren/doen.
_______________________________________________________________________________________________

     a. Aspecten.

        Alle aspecten van het MRTE-indelingsmodel zijn van toepassing, zoals bijvoorbeeld:
           - (on)veranderlijkheid
           - intensiteit/grootte (kwantiteit en kwaliteit)
           - betrouwbaarheid/borging/consistentie_in_de_tijd/duurzaamheid/veiligheid/volharding/zekerheid
           - gerichtheid/doel/kanalisering

        Voorbeeld: gevoelens, meningen en gedragingen kunnen nagenoeg onveranderlijk worden:
                   bevriezen, fixeren, vastroesten, verstarren.
        Voorbeeld: je_doodstaren_op/blinde_vlekken_hebben_voor/je_laten_verblinden_door/
                   blikvernauwing/kokerblik/kokervisie/tunnelblik/tunneleffect/tunnelvisie
                   beperken en/of vervormen ons beeld van - en inzicht in de werkelijkheid: permanent,
                   tijdelijk, menselijk, dierlijk, persoonsgebonden, natuurlijk, cultureel, zintuiglijk,
                   lichamelijk, geestelijk en technisch.

     b. Doelen en middelen.

        - Uit overlevingsdoeleinden zijn we als wezens veelal in hoge mate op onszelf
              gericht/gefocust/geprogrammeerd.
              We denken en redeneren vaak vanuit onze belangen en geloof, we laten ons niet echt leiden
              door rationele argumenten, anders dan selectief te kiezen uit rationele argumenten om
              onze belangen en geloof te verdedigen en te behartigen.
              Omgekeerd geldt die focus op het zelf uiteraard ook voor onze leefomgeving en zullen we onze
              begeerten, behoeften, ontberingen, belangen, idealen, moraal, overtuigingskracht, streven en
              acties af moeten stemmen op onze leefomgeving teneinde de aandacht van - en communicatie met
              onze leefomgeving te verwerven en/of te behouden.

        - Er is een interactie tussen verschillende behoeftensoorten:

             - m.b.t. zelf (inwendige dwang/nood/prikkels/sturing):
                   - een gezonde geest en een gezond lichaam
                   - eten/drinken, ontlasting, slaap, kleding, huisvesting/onderdak, seks, zorg, verpleging
                   - eigenwaarde/macht/prestatie/succes
                   - gevoelens van billijkheid/eerlijkheid/gelijkheid/rechtvaardigheid
                   - groei, zelfontplooiing, zelfactualisatie en ontspanning in bijvoorbeeld nieuw(e):
                            - amusement
                            - avontuur
                            - club/vereniging
                            - cultuur
                            - ervaringen
                            - hobby
                            - informatie
                            - leren
                            - nieuws
                            - onderwijs
                            - recreatie
                            - reizen
                            - spanning
                            - spel
                            - sport
                            - vermaak

             - m.b.t. anderen/relaties/sociaal_contact/sociaal_netwerk/verwanten (uitwendige dwang/nood/prikkels/sturing),
                   feedback geven en - krijgen binnen buurt/gezin/familie/buurt/stad/land/school/bedrijf/werk:
                              -                         achting <-> verachting
                              -                       afremming <-> aansporing/stimulans
                              -                        beloning <-> straf
                              - bijdragen/steun/verpleging/zorg <-> intrekking/onthouding
                              -            erkenning/waardering <-> kritiek
                              -        gezelligheid/thuisgevoel <-> ongezelligheid/eenzaamheid/verlatenheid
                              -                     goedkeuring <-> afkeuring
                              -                         respect <-> disrespect
                              -                  sociale_status <-> asociale_status
                              -              vriendschap/liefde <-> vijandschap

        - Er is een interactie met de aan- of afwezigheid van hulpmiddelen, bijvoorbeeld:
             - autonomie/beslisruimte
             - gebruiksmiddelen
             - informatie/kennis
             - leermogelijkheden

     c. Werkelijkheid en informatie.

        - Door wederzijdse versterking/afzwakking tussen werkelijkheid en informatie, soms onder invloed van
               zelfvervullende voorspelling/verwachting (selffulfilling prophecy), ontstaan
               gevoelens/verwachtingen van:
                 - (on)betrouwbaarheid
                 - (on)duidelijkheid
                 - (on)duurzaamheid
                 - (on)veiligheid
                 - (on)zekerheid
                 - wel/geen borging/consistentie in de tijd
               en daarmee betreden we wel/geen uitgesleten vertrouwde paden
               en worden zo           wel/geen gewoontedieren
               en                     wel/niet verslaafd aan gewoonten,
               soms nuttig/gezond, soms schadelijk/ongezond.

        - Verwachtingen kunnen gebaseerd zijn op waarheden/feitelijkheden en/of onwaarheden/onfeitelijkheden.
            Opzettelijk aangebrachte/bedoelde onwaarheden/onfeitelijkheden vind je bijvoorbeeld terug in:
            experimenten, oefeningen, spel en amusement/vermaak.
            We ondervinden informatievervalsing, mede onder invloed van (on)opzettelijk bedrog, interne en/of
            extern, tijdsbegrenzingen, onvolledige informatie, te sterke gerichtheid op wat we willen
            vermijden of aantrekken.

        - Signalen in opeenvolgende stadia dienen voldoende krachtig te zijn om in vertaalde vorm te worden
                   doorgetransporteerd naar een volgend stadium.

        - Signalen kunnen worden gefilterd/gericht/gefocust op bijvoorbeeld:
          - positieve/optimistische  aandacht:  wel hebben/mogen/kunnen, gericht op het heden:   nu genieten
          - negatieve/pessimistische aandacht: niet hebben/mogen/kunnen, gericht op de toekomst: nu zorgen

        - Ondanks onze soms ongekende vrijheid en mogelijkheden, lijken we toch min of meer vrijwillig gebukt
                  te gaan onder andere vormen van dwang, de dwang die wij onszelf opleggen door
                  hoorbaar/leesbaar/zichtbaar en/of uiterlijk aantrekkelijk te zijn voor anderen en/of
                  gelijkgestemd te zijn met anderen (overtuigingen, (sub)culturen), in direct contact of via
                  (moderne) media, wellicht veroorzaakt door onze wil tot samenzijn, samenwerken en wederzijdse
                  waardering.
                  Ons verlangen om opgemerkt te worden als aantrekkelijk, maakt deel uit van het geheel van al
                  onze behoeften en verlangens, die ons voortdurend beïnvloeden en aansturen, een voortdurende
                  wisselwerking en beïnvloeding tussen ons lichaam en onze omgeving.
                  Vrijheid is altijd vrijheid van iets, bv. vrijheid van bepaalde dwang of regels.
                  Niets is echt vrij, alles staat in relatie tot elkaar, ook qua invloed.
                  Wanneer we het idee hebben dat we vrij zijn in ons denken, beslissen en doen, dan zijn er
                  altijd voor ons wel - en niet bekende invloeden geweest die een rol hebben gespeeld in ons
                  denken, beslissen en doen, in die zin kun je nooit spreken van echte - of volledige vrijheid,
                  eerder van onwetendheid.

END   Aspecten aan de mechanismen waarmee we motiveren, (be)oordelen, beslissen en acteren/doen.
_______________________________________________________________________________________________

Indien we onszelf, onze leefomgeving en de "God" en de "Duivel" in onszelf en in de anderen beter willen leren
       kennen, dan zouden we eerst op zoek kunnen gaan naar de basale/elementaire/fundamentele begrippen die
       voor mens en dier vanzelfsprekend lijken om te kunnen waarnemen, denken en bewegen in onze leefwerelden.
       Het lijkt aannemelijk dat we als levende wezens, net als andere dieren, de wereld deels op eenzelfde
       manier ervaren en dat er wellicht een aantal basisbegrippen zijn die we met andere levende wezens delen
       en die basisbegrippen zouden misschien ook op een bepaalde manier met elkaar in verband kunnen staan.

       Een voorbeeld van een ordening van basisbegrippen is het MRTE-indelingsmodel, welk model
       staat voor 4 typen indelingen waarvan de namen zijn: "materie" "ruimte" "tijd" en "energie",
       welke je kunt laten corresponderen met de vragen: "wat/wie" "waar" "wanneer" en "waarom/hoe".
       Het MRTE-indelingsmodel is slechts een amateuristisch experimenteel voorbeeld, je zou veel
       andere voorbeelden van basale begripsindelingen kunnen bedenken.
       Het MRTE-indelingsmodel gaat uit van het basisbegrip "plaats" en daarvan afgeleid de
       begrippen "wel/geen verplaatsing" en "wel/niet binnen een plaats".

       BEGIN voorbeeld gebruik van de website

       De websites waarop het amateuristische model nader staat uitgewerkt met 210.000 unieke woorden
       en 60.000 uitdrukkingen en korte zinnen zijn: https://www.mrte.net
                                                     https://www.wawawawa.net
       Afgeleide websites zijn:                      https://www.zoektermen.info
                                                     https://www.seesite.nl
                                                     https://www.wawawawa.nl

       De verschillende websitenamen voor (deels) dezelfde website-inhoud is ingegeven door het zoeken naar
          de best passende/bruikbare websitenaam en website-inhoud, maar wellicht niet echt handig en
          contraproductief.

       Het indelingsmodel op de website bestaat uit 2 min of meer gangbare indelingsprincipes van
           4 basiskenmerken x 4 basisgrootten.

           Je zou tussen deze min of meer gangbare indelingsprincipes een verwevenheid kunnen
              "bespeuren/zien" op basis van het begrip "plaats" en de daarvan af te leiden begrippen:
                  - "binnen/inwendig" en "buiten/uitwendig"
                  - "beweeglijk/los/veranderlijk" en "onbeweeglijk/vast/onveranderlijk"

       _________________________________________________________________

       Website-extensie    kernlijsten
       _________________________________________________________________

          .biz of .work    lijst_E_{economie}
                   .org    lijst_E_{m}{hulp}{typen}
                   .net    lijst_R_{D}{typen}{infrastructuur}{grootschalig}
       _________________________________________________________________

       Doordat veel woorden met een gemeenschappelijke betekenis bij elkaar staan in lijsten, kun
       je doelmatig en snel zoeken, bijvoorbeeld met Google (websites, afbeeldingen, video's,
       nieuws, kaarten, boeken) of in het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW).
       Bij het zoeken met Google kun je eventueel extra zoektermen toevoegen aan het zoekscherm.
       De website oogt wellicht krakkemikkig en de inhoud is verre van foutloos, maar de website
       gaat vooral om een idee hoe je "een indelingsmodel voor begrippen" vorm zou kunnen geven en
       bruikbaar kunt laten zijn.

       Op https://www.mrte.info staan woordenlijsten waarmee je betrekkelijk simpel kunt googelen,
          simpel omdat:
          - je een zoekterm slechts hoeft aan te klikken en
          - bijeenhorende zoektermen bij elkaar in 1 lijst staan.

       Voorbeeld stappen 1

        1. toets in het google-venster de zoekterm indelingsmodel
        2. klik op MRTE-indelingsmodel 25-sep-2015 of op
           https://www.wawawawa.net
        3. klik op één van de knoppen: MRTE-rubrieken met woordenlijsten.
        4. klik op F3
        5. schrijf in het zoekvenster: zeepaardje
        6. druk op Next
        7. sluit het zoekvenster
        8. vanuit de lijst waarin zeepaardje staat, kun je nu alle zoektermen aanklikken om te
           googelen

       Voorbeeld stappen 2

        1. toets in het google-venster de zoekterm indelingsmodel
        2. klik op MRTE-indelingsmodel 25-sep-2015 of op
           https://www.wawawawa.net
        3. klik op één van de knoppen: MRTE-rubrieken met woordenlijsten.
        4. klik op F3
        5. schrijf in het zoekvenster: levensvragen
        6. druk op Next
        7. dan kom je op de titel: lijst_T_{2}{info}{geloven}{typen}{mystiek}{levensvragen}{tw}
        8. sluit het zoekvenster
        9. klik op de titel
       10. vanuit de lijst met levensvragen kun je elke levensvraag aanklikken om te googelen

       Sommige stappen verlopen (nog) betrekkelijk traag, de website betreft een eerste
               amateuristische experimentele verkenning van de (on)mogelijkheden voor een
               doelmatige manier van zoeken op het web.

       END   voorbeeld gebruik van de website

Om als organisme te kunnen blijven (over)leven zijn we behept (uitgerust/toegerust) met
onderscheidingsvermogens waarop onze actievermogens wel of niet kunnen reageren.

Bij het maken van onderscheid maken we gebruik van ons eigen "model van de werkelijkheid", waaraan
we bijvoorbeeld toetsen of iets wel of niet bij ons hoort en of iets wel of niet verandert.

Vandaar wellicht onze sterke menselijke behoefte aan ons eigen "model van de werkelijkheid", die we
als mens ontlenen aan wetenschappelijke -, religieuze -, levensbeschouwelijke -, ondervindelijke -
en andersoortige leerstelsels en waarmee we onze inwendige - en uitwendige wereld kunnen hanteren.
Het concept wie jezelf bent, is voor iedereen verschillend, Jan denkt: "ik ben Jan." en Marie denkt:
"ik ben Marie."

Modellen van de werkelijkheid zijn onder meer de modellen in onze hersenen van beeld, geluid, reuk,
smaak en gevoel.
Voor een belangrijk deel beschouwen we de werkelijkheid als samenhangende objecten met inwendige- en
uitwendige relaties/verwevenheden.
Een kenmerk is een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie
    relatie.

Een voor de hand liggende vraag is of we als levende organismen wellicht overeenkomstige
basisbegrippen hanteren, uiteraard vaak niet bewust, en hoe we in aanleg en van nature een
voorstelling hebben van de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie op basis van
basisbegrippen, zonder kennis en gebruik van leerstelsels. Hoe denken we?

De insteek van een zoektocht naar een algemeen logisch symmetrisch indelingsmodel voor begrippen is
ingegeven door de vraag hoe wij als dierlijke wezens, net als andere dieren, onszelf op overeenkomstige
wijze een model zouden kunnen vormen van de werkelijkheid, we kunnen daarbij onze dierlijke afkomst
niet loochenen en op zoek moeten gaan naar zowel ons beschaafde - als onbeschaafde zelf en onszelf
vragen stellen in de trant van:
- hoe begrijpen we en hoe onderscheiden we basale kenmerken en basale kenmerkwaarden?
- hoe denken dieren?
- hoe denken mensen?
- hoe denken we?
- hoe vertalen we (on)bewuste basale verschijnselen naar basale begrippen?
- hoe zou ons denken biologisch/natuurlijk gevormd kunnen zijn?
- hoe zouden we als mens en dier "geprogrammeerd" kunnen zijn?
- volgens welke stramienen laat de natuur het leven waarnemen, denken en doen?
- wat zijn de gangbare denkpatronen en hoe zouden die onderling verweven kunnen zijn?
- wat zijn de meest elementaire basisbegrippen en hoe verhouden deze begrippen zich tot elkaar?
- wat zou de technische - of wetenschappelijke benadering kunnen zijn van onze (on)beschaafdheid?
- wat zouden de overeenkomstige basale denkmodellen/denkpatronen kunnen zijn van mens en dier?
- welke basale begrippen zouden kunnen dienen als bouwstenen voor meer complexe begrippen?
- welke bijeenhorende begrippen kunnen ingedeeld worden met behulp van gradaties/niveaus van
        basale begrippen?

Mensen en dieren denken, spelen, oefenen, proberen, testen en leren deels:
       - instinctief
       - aangeleerd
       - "spontaan", experimenteel
       Onze leefomgevingen wisselen voortdurend en wij en andere diersoorten blijven bijleren t.a.v.
            bijvoorbeeld:
            - groepsgedrag
                - onderhandelen ruilen ; lonken, je - of iets aantrekkelijk/begeerlijk maken
                - leidinggevend/sturend          of gehoorzaam/ondergaand
                - afwerend/vijandig/asociaal/ruw of verzorgend/sociaal/beleefd
            - eten (en drugs)
                - wat wel en niet
                - vindplaatsen
                - bewaarplaatsen
                - natuurbehoud, gewascultuur
            - jagen, ontsnappen, gevaar vermijden
            - verblijfplaatsen schuilplaatsen

Hoe begrijpen we?

    Om basale zaken en gebeurtenissen te begrijpen hebben we niet noodzakelijk leerstelsels nodig, als
       kind hebben we ook nog geen kennis van leerstelsels en ook dieren hebben ook geen weet van
       leerstelsels.
       Hoe kunnen we dan toch begrip ontwikkelen voor allerlei dingen en gebeurtenissen?
       Begrijpen lijkt voor een belangrijk deel te bestaan uit: besef van de relaties tussen fenomenen.
       Een belangrijk vraag zou kunnen zijn: welke soorten relaties zijn er en waarmee wordt vergeleken?
       Wat zou de basisuitrusting kunnen zijn van wezens om fenomenen op een snelle, nauwkeurige,
           efficiënte en oneindige wijze te kunnen blijven vergelijken?
           Wat is de basisuitrusting die elk wezen in zich draagt om relaties te herkennen?
           Binnen het MRTE-indelingsmodel is de aanname dat het meest wezenlijke besef, het besef is
                  van "plaats" en daarvan afgeleid het besef van:
                  - binnen of buiten
                  - wel - of niet verandering, lees:
                    wel - of niet binnengerichte - of buitengerichte verplaatsing,
                                  binnengerichte verplaatsing betekent: gedaanteverandering.

In het MRTE-indelingsmodel wordt een amateuristisch experimenteel indelingsmodel uitgewerkt uitgaande
van het basisbegrip "plaats", waarbij alle begrippen een plaats krijgen in een van het model afgeleid
begrippenstelsel.

Een algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen kan bijvoorbeeld toegepast worden als:

- Geheugensteun (mnemotechnische steun) bij het onderzoeken -, nadenken over - en/of uitschrijven van
                een te beschouwen onderwerp.
                De kenmerkenwaarden van een onderwerp zouden aan de hand van de (afgeleide)
                relaties/kenmerken van het indelingsmodel kunnen worden beschreven, als tekst of in
                tabelvorm.
- Indeling van hoofdstukken en/of paragrafen.
- (Model voor een) (online) dynamisch systematisch woordenboek, waarbij je tevens elk woord,
         uitdrukking of korte zin kunt googlen door aanklikken.
         De rubrieken in een systematisch woordenboek bevatten over het algemeen veel meer woorden dan
         enkel synoniemen. Je kunt rondom een gekozen woord dus veel trefwoorden vinden en googlen.
         Je zou het zoeken naar afbeeldingen kunnen gebruiken om de Nederlandse taal beter te leren
         en/of de aangeklikte zoekterm beter te begrijpen.
         Andere aanduidingen voor een systematisch woordenboek zijn:
                - onomasiologisch woordenboek
                -       betekenis woordenboek
- Menu/toegangspoort naar websites en webapplicaties: een ontsluitingssyteem voor informatie.
- Hulp bij studie, leren en begrijpen van allerlei talen, zoals spreek-, schrijf- of gebarentalen,
       dierentalen, alsook nieuw te ontdekken talen.
- Communicatiemodel voor verschillende communicatievormen, bijvoorbeeld ook bruikbaar bij het
                    programmeren van robots, het samenstellen van bevragingsonderzoeken en
                    vragenlijsten, communicatie tussen - en met instellingen, bedrijven, burgers.
- Hulpmiddel bij het doelmatig afwegen, plannen en afstemmen van behoeften en wensen op activiteiten,
             diensten en producten.
- Indelingsmodel waar consensus over is en niet eerst over hoeft te worden gesteggeld,
                 gemeenschappelijke denkbeelden aangaande het maken van indelingen, kunnen de
                 communicatie met elkaar vereenvoudigen.
- Kader voor het begrip informatie.
- Kader voor basale drijfveren.
- Kader voor morele drijfveren.
- Kader voor het begrip God.

  Mogelijke uitbreiding van de toepassingen:
  - Je zou het woorden-bestand wellicht deels ook kunnen koppelen aan ruimtelijke gegevens.
  - Je zou per woord de betekenis kunnen vermelden op een gestandaardiseerde wijze,
           bijvoorbeeld conform het MRTE-indelingsmodel, zodat computerprogramma's de relaties
           tussen de begrippen op verschillende manieren kunnen tonen, bijvoorbeeld als:
           - (reeksen van) omvatting en onderdeel
           - (reeksen van) afkomst en bereik
           - (reeksen van) oorzaak en gevolg
  - Je zou aan de hand van woordtellingen het aantal bijbehorende rubrieken kunnen tellen van een tekst.

  Binnen het MRTE-indelingsmodel kun je vanuit de geordende lijsten van bijeenpassende woorden, snel en
         doelgericht:
         - communiceren met jezelf  door: bedenken, nadenken, brainstormen.
         - communiceren met anderen door:
             - (onder)zoeken door googelen/googlen via aanklikbare woorden.
             - schrijven met gebruikmaking van  de meest geschikte woorden.

  De rubrieken en woordenlijsten zijn uiteraard ook bruikbaar zonder de aanname van de samenhang tussen
     de verschillende indelingsprincipes.

WAARSCHUWING: het MRTE-indelingsmodel betreft een momentopname van persoonlijke experimentele
              amateuristische ruwe schetsen voor indicatieve denkrichtingen met betrekking tot het
              maken van begripsindelingen in een poging te komen tot logische verbanden en betreft
              zeker geen vaststaande gedachten en betreft zeker geen poging tot het maken van
              fysische indelingen.
              Het MRTE_indelingsmodel is bedacht vanuit de wens om ordening aan te brengen tussen
              basale begrippen, de modelbeschrijving dient gelezen te worden als zeer hypothetisch:
              "zou het zo kunnen zijn?"
              Het MRTE_indelingsmodel betreft amateuristische en basale verkenningen van gedachten
              t.b.v. ideevorming en dat geldt voor alle (veel te ver) gezochte verklaringen binnen
              het MRTE-indelingsmodel.
              Het MRTE-indelingsmodel met woordenlijsten is een model in blijvende ontwikkeling.

Het MRTE-indelingsmodel betreft een persoonlijke amateuristische verkenning van begripsindelingen
    op basis van het basisbegrip "plaats".

Het MRTE-indelingsmodel is slechts bedoeld als een voorbeeld van een bescheiden amateuristische en
    basale poging tot begripsindeling, bedoeld als bespreekbare indicatieve denkrichtingen, welke
    denkrichtingen vanzelfsprekend dus geenszins vast liggen, een probeersel dus.

Het MRTE-indelingsmodel raakt aan het idee van de mogelijkheid dat wij als dierlijke wezens op een
    overeenkomstige wijze denken, als elk ander dier, de mogelijk daarbij horende juiste
    begrippen-indeling, wat die begrippen-indeling ook mag zijn, zou weleens gebaseerd kunnen zijn
    op meest eenvoudig en meest basaal te onderscheiden begrippen.

Het MRTE-indelingsmodel is een conceptueel model van de werkelijkheid zoals we die als
    (dierlijke) wezens in zijn algemeenheid (on)bewust universeel zouden kunnen bezigen,
    het MRTE-indelingsmodel is gebaseerd op gangbare analyse-concepten, zoals: de boomstructuur,
    de empirische cyclus, werkmodellen, stappenplannen, kwaliteitscirkels, stroomschema's en
    communicatiemodellen.

Het MRTE-indelingsmodel kan ook gezien worden als een communicatiemodel dat 4 basiskenmerken met
    hun 4 basisgrootten, voorstellende de 16 meest basale aspecten van communicatie, poogt samen
    te brengen in een simpel, logisch en symmetrisch samenhangend denkkader/denkraam/denkmodel.

Het MRTE-indelingsmodel is een amateuristisch prototype voor doelmatig en snel digitaal zoeken.

Het MRTE-indelingsmodel betreft sterk schematische indelingen, de werkelijkheid is natuurlijk
    oneinding veel complexer, de werkelijkheid kan ook eenvoudig voorstelbaar worden
    geschematiseerd als oneindig veel indelingen in (on)gelijktijdige samenhang met elkaar.

Het MRTE-indelingsmodel zou een voorbeeld kunnen zijn van een biologisch indelingsmodel =
    natuurlijk indelingsmodel = indelingsmodel volgens gangbare indelingsbeginselen, zoals mens en
    dier de wereld met overeenkomstige begrippen of basiskenmerken zouden kunnen "begrijpen".

Het MRTE-indelingsmodel bestaat uit 4x4 gangbare indelingsprincipes conform:
    - 4 basiskenmerken: materie (wat/wie), ruimte (waar), tijd (wanneer) en energie (waarom/hoe).
    - 4 basisgrootten:  gelijk, ongelijk, groot/groter, klein/kleiner

    Voor (het gebruik van) het MRTE-indelingsmodel is onderstaande hypothese geen voorwaarde:
         - De 4 basiskenmerken kunnen worden gedacht als overeenkomend met de 4 configuraties van
              de begrippen: "los/beweeglijk/veranderlijk" en "vast/onbeweeglijk/onveranderlijk"
         - De 4 basisgrootten  kunnen worden gedacht als overeenkomend met de 4 configuraties van
              de begrippen - "binnen/inwending"            en "buiten/uitwendig"

Het MRTE-indelingsmodel is gebaseerd op het begrip "plaats", waarbij het begrip "plaats" is
    uitgewerkt tot de begrippen:
    - wel of niet plaatsverandering van een object (veranderlijk of onveranderlijk)
    - wel of niet binnen een object                      (binnen of buiten)

Het MRTE-indelingsmodel bestaat uit een 4-tal gangbare indelingsprincipes, elk bestaande
    uit 4 componenten, hypothetisch verbonden gedacht door de van het begrip "plaats" afgeleide
        begrippen:
        - "los" en "vast" ~ "beweeglijk" en "onbeweeglijk" ~ "veranderlijk" en "onveranderlijk"
        - "inwendig" en "uitwendig" ~ "binnen" en "buiten"

Het MRTE-indelingsmodel beoogt een experimenteel integraal/overall indelingsmodel te schetsen van
    gangbare basale indelingsconcepten en gaat uit van het begrip plaats, nader uitgewerkt tot:
    - 4 basiskenmerken (de 4 configuraties van wel - en geen verandering) met de rubrieknamen (vragen):
        - materie (wat/wie)
        - ruimte  (waar)
        - tijd    (wanneer)
        - energie (waarom/hoe)
    - 4 basisgrootten (de 4 configuraties van binnen en buiten)
      -    groot of omvatting
      -   gelijk of gelijkheid
      -   klein  of deel
      - ongelijk of ongelijkheid

Het MRTE-indelingsmodel betreft een poging om samenhang/verwevenheid aan te brengen tussen een
    4-tal veel voorkomende basisindelingen oftewel analyse-concepten oftewel denkpatronen met
    de rubrieknamen materie (M), ruimte (R), tijd (T) en energie (E) tot 1 raamwerk, waarbij de
    verbindende begrippen de 4 configuraties zijn van de begrippen:
                - kenmerk: niet - of wel verandering, in de vorm van: NN NW WN WW.
                - grootte: buiten of binnen,          in de vorm van: bubi bibi bibu bubu

                - kenmerk: W  N  ~ Wel/Niet   andere plaats bij       gelijke plaats waarnemer
                - grootte: bi bu ~ binnen/buiten een plaats bij verschillende plaats waarnemer

Het MTRE-indelingsmodel is een semantische indeling (indeling naar betekenis) volgens het begrip
    "plaats".

    - De kenmerken kunnen worden beschouwd als de 4 configuraties van de begrippen
         - "wel_verandering"  (W)
         - "geen_verandering" (N)

    - De kenmerkgrootten kunnen worden beschouwd als de 4 configuraties van de begrippen
         - "binnen" (bi)
         - "buiten" (bu)

Het MRTE-indelingsmodel is een 4x4 indeling van basisbegrippen op basis van het onderscheid:
    - kenmerk: wel of niet (plaats)verandering van een object
    - grootte: wel of niet   binnen                een object (wel of niet (iets) zelf)

    Soms ook te duiden als:
    - kenmerk: wel of niet  ver-ander-ing
    - grootte: wel of niet een  ander
    of
    - kenmerk: verandering van plaats
    - grootte: verschil    van plaats

    De 4x4 indeling betreft:    4 kenmerken of grootheden met de namen: materie ruimte tijd energie
                              x 4 grootten = 16 (relatieve) kenmerkgrootten.

                             De 4 kenmerken worden ingedeeld volgens de 4 configuraties/relaties van:
                             -    N = niet verandering (plaatsverandering of mutatie)
                             -    W =  wel verandering (plaatsverandering of mutatie)

                             De 4 grootten  worden ingedeeld volgens de 4 configuraties/relaties van:
                             -    bi = binnen
                             -    bu = buiten

De 4 grootheden of kenmerken zijn:
M = materie = gedaante                           = niet-niet verandering = NN
R = ruimte  =   plaats                           = niet-wel  verandering = NW
T = tijd    =   plaatsverandering = verplaatsing =  wel-niet verandering = WN
E = energie = gedaanteverandering = mutatie      =  wel-wel  verandering = WW

of

M = structuur
R =    plaats
T =    plaatsverandering
E = structuurverandering

- M en E hebben betrekking op een  inwendige ruimte.
         Structuur kun je zien als de inwendige/bijeenhorende onderlinge plaatsen.
- R en T hebben betrekking op een uitwendige ruimte.

Elk grootheid/kenmerk/categorie  M R T E wordt onderverdeeld volgens de grootte-indeling:
-    groot of omvatting    = buiten-binnen (bu-bi) = buiten ten opzichte van binnen
-   gelijk of gelijkheid   = binnen-binnen (bi-bi) = binnen ten opzichte van binnen
-   klein  of deel         = binnen-buiten (bi-bu) = binnen ten opzichte van buiten
- ongelijk of ongelijkheid = buiten-buiten (bu-bu) = buiten ten opzichte van buiten

De indeling naar verschillende objecttypen betreft een specifieke relatie bezien vanuit
   het betreffende object ten opzichte van een ander object (W/N en bi/bu).
   We onderscheiden bij de kenmerken MRTE:
      - M:         NN
      - R:         NW
      - T:         WN
      - E:         WW

   We onderscheiden bij de kenmerkwaarden  groot(er), gelijk, klein(er), ongelijk:
      - groot(er): bubi
      - gelijk:    bibi
      - klein(er): bibu
      - ongelijk:  bubu

   Bij de relaties tussen N/W en bi/bu kun je onderscheiden:
               - het beschouwde object = het onderwerp-object
               - het andere object, bijvoorbeeld, maar niet noodzakelijk, een toeschouwer/waarnemer

   Bij de relaties tussen N/W en bi/bu geldt het eerste object als het beschouwde object en
                                       geldt het tweede object als het     andere object.

   Bij M betreft het andere object: een N-object.
   Bij R betreft het andere object: een W-object, namelijk een verplaatsing: de pijl in de tekening bij R.
   Bij T betreft het andere object: een N-object, namelijk een object waarbuiten, waarbinnen, waarin en
         waaruit de verplaatsing plaatsvindt: de ovaal in de tekening bij T.
   Bij E betreft het andere object: een W-object, namelijk een object met een oorzaak en gevolg en
         met mee- en tegenwerking: de grote pijl in de tekening bij E.

   Het idee is: binnen het dierlijk denken ontstaan de N/W en bi/bu begrippen als gevolg van interacties
       tussen:
       - (deels) erfelijke aanleg en
       - (deels) (herhaaldelijke) ervaringen/ondervindingen

       - M: de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet en het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet
       - R: de toeschouwer beweegt/verplaatst  Wel en het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet
       - T: de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet en het beschouwde object beweegt/verplaatst  Wel
       - E: de toeschouwer beweegt/verplaatst  Wel en het beschouwde object beweegt/verplaatst  Wel

       - Mutaties zijn een gevolg van (zeer complexe) object-interne bewegingen/verplaatsingen.
       - Het lijkt waarschijnlijk dat aanvankelijk (als baby) alle ervaringen worden beleefd vanuit
         het perspectief van het zelf als toeschouwer en dat we pas later ook anderen als toeschouwer
         kunnen zien of gewoon als het andere object.

De indeling is richtinggevend, nooit absoluut, het gaat om het leggen van een nadruk op een bepaald
   aspect van een object, het uitlichten van een kenmerk of relatie, enigszins vergelijkbaar met
   meningen, bij elke mening ligt de nadruk verschillend, maar een nadruk is niet allesbepalend,
   maar slechts indicatief, richtinggevend of sturend.

De 4 basiskenmerken binnen het model zijn: materie, ruimte, tijd en energie.
Materie en ruimte  worden beschouwd als kenmerken die niet een verandering inhouden.
Tijd    en energie worden beschouwd als kenmerken die  wel een verandering inhouden.

De 4 basisgrootten binnen het model zijn: gelijk ongelijk groot/omvattendheid en klein/deel.

MRTE  staat voor de namen van de 4 basisindelingen/basisrubrieken van het MRTE-indelingsmodel,
      welke namen overeenkomen met de namen van de 4 fysische basisgrootheden:
                  materie, ruimte, tijd en energie.

De aanduidingen materie, ruimte, tijd en energie in het MRTE-model hebben betrekking op de
basisindeling van begrippen in het MRTE-model, waarbij de nadruk ligt op de kenmerken:
                materie, ruimte, tijd en energie.

BEGIN verschillende aanvullende opmerkingen

- In beginsel kan elk object, bv. een ding, fenomeen, verschijnsel, gebeurtenis, ingedeeld worden
  conform/vanuit_het_perspectief de indelingstypen van M, R, T en E.

- Verondersteld wordt dat elke verandering, dus ook een mutatie=gedaanteverandering (E-indeling),
  uiteindelijk kan worden herleid naar plaatsveranderingen (T-indeling).
  Omgekeerd geldt dat elke plaatsverandering leidt tot een mutatie.

- De T-indeling met de naam "Tijd" wordt voorgesteld als plaatsverandering, dat kan bijvoorbeeld zijn:
     de ronddraaing van de aarde of een afwisselende periode, bijvoorbeeld:
     dag, "van dag naar nacht", nacht en "van nacht naar dag".
  De T-indeling betreft de cyclische tijd en niet de lineaire tijd.
  Bij de T-indeling, als zijnde de rubriek "tijd", hoort natuurlijk ook de lineaire tijd, want enkel
      de indeling is conform de cyclische tijd.
  Het uitgangspunt van de T-indeling is een systeem (ding, plant, dier, mens) in het nu met een
      systeemomgeving.
  Indien je E betrekt bij T, dan zou je de input kunnen beschouwen als verleden en nu (bijvoorbeeld
      geheugen/herinneringen en waarnemingen), de output als gericht op de deels maakbare toekomst.

- Werk(on)mogelijkheden zoals gaven, gevoelens, kunsten, vaardigheden, gebruiksvoorwerpen, apparaten,
      hulpmiddelen staan deels vermeld binnen:
      - alle lijsten
      - bijzondere lijsten, bijvoorbeeld met de aanduiding: {info} {gebruiksvoorwerpen}

- De aanduiding {K} = {kenmerk} aan het eind van een lijstnaam betreft o.h.a. bijwoorden.

- De M-indeling kan veelal dienen als sub van de R-indeling.
- De R-indeling kan veelal dienen als sub van de T-indeling.
- De T-indeling kan veelal dienen als sub van de E-indeling.

- Teneinde thema's bij elkaar te plaatsen in de woordenlijsten, is soms gekozen om de M-indeling
           (voorlopig) onderdeel te laten zijn van de T-indeling of van de E-indeling, bij:

           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{vvav}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{drank}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{mixgerechten}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{groenten,_fruit_en_specerijen}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{vlees_en_vis}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{zetmeel}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{zuivel}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{snacks}
           lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{zoetwaren}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{vvav}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{delen}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{interieur}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{wc}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{dier}
           lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{dier}{delen}
           lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}
           lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}{slordig}
           lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}{netjes}
           lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}{vvav}
           lijst_T_{1}{omhullen}{M}{verpakking_of_opslag}{typen}
           lijst_T_{1}{info}{beeld}{kijkmiddelen}{M}
           lijst_T_{3}{info}{beeld}{schrijven}{schrijfmiddelen}{M}
           lijst_T_{1}{info}{geluid}{hoormiddelen}{M}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{vvav}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{niets}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{typen}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{typen}{vvav}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{t}
           lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{schakelaars}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{aantal}
           lijst_E_{m}{vergroten}{M}{aantal}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{extrinsiek}
           lijst_E_{m}{vergroten}{M}{extrinsiek}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{intrinsiek}
           lijst_E_{m}{vergroten}{M}{intrinsiek}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{inklappen}
           lijst_E_{m}{vergroten}{M}{uitklappen}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{breken}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{breken}{vvav}
           lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{malen}
           lijst_E_{t}{lelijk}{M}
           lijst_E_{m}{mooi}{M}
           lijst_E_{m}{mooi}{M}{vvav}
           lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{M}
           lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{drank}{M}
           lijst_E_{economie}{betaalmiddelen}{M}{typen}

- Bij verschillende thema's lijkt niet echt sprake van voornamelijk een
      M- R- T- of E-indeling en is (vooralsnog) gekozen voor de E-indeling, omdat de E-indeling de
      M- R- T-indeling omvat.

- Tijd is een hoeveelheid/aantal standaardveranderingen per gebeurtenis/verandering, dus een maat
       voor de hoeveelheid gebeurtenissen/veranderingen.
       Indien letterlijk alles in onze leefwereld sneller of trager zou plaatsvinden, dan zouden we
       dat als dierlijke/menselijke wezens niet merken.
       Veranderingen kun je onderscheiden als:
       - beweging = plaatsverandering    (rubriek T ~ WN)
       - mutatie  = gedaanteverandering  (rubriek E ~ WW)
       Een mutatie is uiteindelijk een gevolg van plaatsverandering, vandaar de rubrieknaam T (tijd)
           voor verschijnselen die betrekking hebben op tijd en beweging/plaatsverandering.
       Strikt beschouwd lijkt de naam "Tijd" niet de beste benaming voor de rubriek T (WN), want
              het begrip tijd is een kwantitatieve aanduiding voor:
              -   plaatsveranderingen = verplaatsingen en/of
              - gedaanteveranderingen = mutaties

- De E-indeling lijkt analoog aan het "conditional statement"
                "if then" = "als dan",
                waarbij "als" past bij oorzaak en "dan" past bij gevolg.

- De E-indeling lijkt gerelateerd aan de vragen waarom/hoe, waarbij:
     - "waarom" met name betrekking lijkt te hebben op {og} (oorzaak-gevolg)
     -    "hoe" met name betrekking lijkt te hebben op {mt} (werkwijze)
     Tussen {og} en {mt} geldt een sterke verwevenheid en billijkt daarom om E te relateren aan
            enkel de vraag "waarom" of "hoe".

- Analoog aan de 3 typen samenkomen bij T1 en uiteengaan bij T3, zijn
              de 3 typen flexibele banden in de lijst_R_{D}{band}:
                 - koppelen en ontkoppelen, bv. leidsels
                 - ingaan   en uitgaan,     bv. kabels om iets in- of uit te tillen, transportbanden
                 - omhullen en onthullen,   bv. kleefbanden, sierkettingen, voertuigbanden
              Bovenstaande 3 indelingen doen denken aan de grootte-indelingen (grootte-relaties):
                 - := voor koppelen en ontkoppelen
                 - :< voor ingaan   en uitgaan
                 - :> voor omhullen en onthullen

- {D} = plaats van het verplaatste deel {C} (informatie) tijdens de verplaatsing van {A} naar {B},
               bijvoorbeeld:
               - de route.
               - de informatiedrager, (opslag)medium, met verschillende levensduur,
                    bv. gesproken woord, document, hout, steen, metaal, tape, disk.
- {C} = het verplaatste deel.
            Je zou de informatiedrager ook onder {C} kunnen rekenen in plaats van onder {D}, in het
            spraakgebruik wordt de informatiedrager ook vaak als "informatie" aangeduid.

- Binnen R worden ruimtelijk onderscheiden:
         - A (bron)
         - B (bereik)
         - C (het verplaatste deel)
         - D (route)

         NB De verplaatser ( = transporteur = hetgene dat verplaatst of degene die verplaatst) is geen
               duidelijk onderscheidbare ruimtelijke component, zoals A, B, C of D.
            De verplaatser kan ruimtelijk beschouwd worden als deel van A en/of B en/of C en/of D.
            De verplaatser als functie hoort thuis bij {o} (oorzaak) van de E-indeling.

- Het beschermen/bewaken/borgen/onderhouden/veilig_stellen/verduurzamen, bijvoorbeeld in de vorm van:
     - beheer
     - beheersing
     - beheersingssysteem
     - beheerssysteem
     - informatiebeheer
     - informatiebeheersing
     - informatiebeheersingssysteem
     - informatiebeheerssysteem
     - informatiebeleid
     - informatiecontrole
     - informatiecyclus
     - informatiemanagement
     - informatiemanagementsysteem
     - informatiesysteem
     - kwaliteitsbeheer
     - kwaliteitsbeheersing
     - kwaliteitsbeheersingssysteem
     - kwaliteitsbeleid
     - kwaliteitscontrole
     - kwaliteitscyclus
     - kwaliteitsmanagement
     - kwaliteitsmanagementsysteem
     - kwaliteitssysteem
     - management
     - managementsysteem
  bestaat uit de 4 fasen/stadia van T = rubriek tijd:
       T1.  waarnemen/monitoren/in_de_gaten_houden/in_het_oog_houden/in_het_vizier_houden
       T2a. controleren (t.a.v. T1 = waarnemen)
       T2b. valideren   (t.a.v. T3 = doen/gebruiken)
       T3.  doen/gebruiken w.o. corrigeren/herstellen/repareren
       T4.  evalueren = nieuwe T2 t.a.v. T1-3 (feedback/terugkoppeling) van omgeving

- Op een deel van T is E_in_T van toepassing, d.w.z.:
     - de volgende fase/stadium is het  gevolg van de   vorige fase/stadium
     - de vorige   fase/stadium is  de oorzaak van de volgende fase/stadium

- Waar zou moraal op gebaseerd kunnen zijn?

       We zouden onze moraal en de daaruit afgeleide denkbeelden en regels kunnen verdedigen vanuit
          onze meest wezenlijke behoefte: de wil tot (over)leven, tot bestaan.
          Tegenover de wil tot (over)leven staat de wil om te sterven, het niet (meer) bestaan.

          Afgeleide vormen van "(over)leven" zouden kunnen zijn:
             - een gezonde geest en een gezond lichaam
             - bevrediging van basale behoeften
             - gevoelens van billijkheid/eerlijkheid/gelijkheid/rechtvaardigheid
             - nageslacht en/of (andermans gedachten aan) onze goede daden en nuttige
                          voortbrengselen, waardering, respect, status
             - een gerust geweten
             - troost bij verdriet
             - uitzicht op een goede toekomst, geborgenheid, vriendschap
             - uitdagingen, spanning, ontspanning, vermaak
             - zelfontplooiing
             - bevredigen van nieuwsgierigheid en bevredigen van kennishonger

          Afgeleide vormen van "niet bestaan" zouden kunnen zijn:
             - een niet gezonde geest en/of een niet gezond lichaam
             - geen bevrediging van basale behoeften
             - gevoelens van jaloezie/onbillijkheid/oneerlijkheid/ongelijkheid/onrechtvaardigheid
             - het ontbreken van nageslacht en/of (andermans gedachten aan) onze wandaden en
                   verguisde voortbrengselen, onderwaardering, disrespect
             - een onrustig geweten
             - geen troost bij verdriet
             - geen uitzicht op een goede toekomst, geen geborgenheid, geen vriendschap, eenzaamheid
             - saaiheid, opgaan in de massa, je gedragen als een kuddedier of massamens
             - deprivatie van zelfontplooiing
             - eenzijdige berichtgeving, eenzijdige kennisgeving

          Onze moraal geeft aan wat voor ons belangrijk/fundamenteel is, wat nagestreefd en verdedigd
               zou moeten worden, en lijkt gericht op onze wil tot (over)leven, tot zelfbehoud
               en behoud van onze meest dierbare - en/of verwante mensen en/of dieren en/of planten
               en/of leefomgevingen.

          Hoewel we in beginsel zouden willen streven naar eerlijkheid en rechtvaardigheid voor
                 iedereen, houden we er in de praktijk uit egocentrisme en/of zelfbehoud toch vaak
                 een dubbele moraal op na. Het hemd is nader dan de rok.
                 Vaak stellen we onszelf eerst, dan onze meestverwanten, dan onze minder verwanten.
                 Een nooit eindigend dilemma en afweging bij (willen) samenwerken.

          Onze drang tot zelfbehoud is sterk gerelateerd aan de woorden en woordconstructies:
               - drang_tot_zelfbehoud
               - drang_tot_zelfbescherming
               - drift_tot_zelfbehoud
               - instinct_tot_zelfbehoud
               - levensbehoefte
               - levensdrang
               - levensdrift
               - levensgeest
               - levensgevoel
               - levenskracht
               - levenslust
               - levensmoed
               - levensverlangen
               - levensvuur
               - levenswil
               - overlevingsdrang
               - overlevingsdrift
               - overlevingsinstinct
               - wil_tot_zelfbehoud

          De "God" en de "Duivel" in onszelf zijn aanduidingen voor ons (extreem) sociale - en
             asociale voelen, denken en doen.
             Om  (vermeend) gevaar of onrecht te voorkomen, af te wenden of te bestrijden kunnen we
                 (vermeend) noodzakelijk alle vormen van tegenwerken toepassen.

          We nemen als mens en/of dier, zowel als soort als persoonlijk, (heel) verschillend en
             subjectief waar, daarnaast nemen we meer waar dan waar we ons bewust van zijn,
             daarnaast waakt ons lichaam ook op een niet bewuste manier over onszelf.
             We kunnen ons gevoel en gedrag niet altijd rationeel verklaren.
             Vanwege onze onontkoombare subjectiviteit in waarnemen en geloven, kunnen
                     gemeenschappelijke biologische denkbeelden goed van dienst zijn, ook bij
                     het oplossen van conflicten.

          Dienstbaar bij het oplossen van conflicten zijn bijvoorbeeld onder meer:
                     - vooraf:     gebruik van gemeenschappelijke denkbeelden
                     - tijdens:    diplomatie
                     - ten slotte: het respecteren van besluiten van door ons aangestelde
                                   onafhankelijke rechters, bemiddelaars en leiders.

          Het gegeven dat we als mensen ook kunnen geloven in Goddelijke openbaringen, die mede
              sturend zijn op onze moraal, alsook in leven(s) na de dood, sluit niet uit dat alles
              wat we waarnemen, denken, regelen en doen, en dus ook onze moraal, dienstbaar is aan
              onze wil tot (over)leven.
              Onze wil tot (over)leven is wat we als mens en dier met elkaar gemeen hebben, omtrent
              onze wil tot (over)leven kunnen we fantastische verhalen bedenken en aan elkaar
              doorgeven, maar we kunnen met verhalen niet verkopen dat we als individu of als groep
              meer rechten zouden hebben op (over)leven, die keuze blijft subjectief en in die
              gelijkheid zouden we elkaar kunnen vinden om elkaar een gelijkwaardig(er) deel op
              (over)leven te gunnen.

          Voor een vruchtbare communicatie lijkt het ook zinvol om te blijven zoeken naar
               gemeenschappelijke denkbeelden, denkbeelden waar bijna iedereen het over eens kan
               zijn, algemeen geldende indelingsmodelen zouden daar goed bij kunnen passen.

          NB 1. De tegenstelling "leven" en "dood" berust wellicht op een betekenisontwikkeling
                   vanuit de basisbegrippen:
                          veranderlijk/beweeglijk/los <-> onveranderlijk/onbeweeglijk/vast.
          NB 2. Het woord "religie" is wellicht afgeleid van de begrippen:
                    "her/opnieuw/wederom" en "binden".
          NB 3. Het woord "moraal" lijkt verwant met bijvoorbeeld de begrippen:
                    (gedrags)wijze, gebruik, gewoonte, manier, methode, middel, model, modus, motto.
          NB 4. De woorden wat/wie, waar, wanneer en waarom/hoe stammen van een gemeenschappelijke
                   PIE-wortel (Proto-Indo-Europese wortel), namelijk de PIE-wortel: kwo- .
                De PIE-wortel kwo- is stam van o.a. betrekkelijke - en vragende voornaamwoorden,
                   waar bv. ook de woorden qua (wat betreft, in de hoedanigheid van), quasi, quote
                   en quotiënt van afstammen.
          NB 5. Zouden chimpansees, bonobo's en mensen, die 6 miljoen jaar geleden een
                       gemeenschappelijke voorouder hebben, nog overeenkomstige betekenissen kennen
                       bij de verschillende: -  gebaren die zij maakten/maken
                                             - geluiden die zij voortbrachten/voortbrengen?

          Je kunt niet stellen dat meer veranderingen zonder meer gelijk staat aan meer
             (kwaliteit van) leven, wel zou je als mens en gemeenschap van mensen en dieren kunnen
             streven naar een optimale keuzevrijheid in waarnemen, denken en doen voor iedereen
             in het nu en in de toekomst, wat impliceert dat we ons op bepaalde "terreinen" en
             "punten" ook moeten zien te beperken om die vrijheid voor onszelf en anderen
             in het nu en in de toekomst veilig te stellen.

- Een belangrijk onderscheid is:

      - kennis              van gedragsregels/moraal
      - het leven/handelen naar gedragsregels/moraal

      Niet iedere diersoort heeft in evengrote mate (bewuste) kennis van moraal, maar een deel van
           de diersoorten lijken daar toch deels naar te kunnen leven, zo kan een moederdier haar
           kroost beschermen en zullen groepsdieren opkomen voor de groep.

      Onze persoonlijke - en groepsbelangen worden door de natuur voor een belangrijk deel op een
           onbewust en autonoom niveau door ons lichaam en onze geest behartigd, dat hebben we gemeen
           met de andere levende organismen (plant en dier).

      Bewuste kennis en inzicht in onze belangen, alsook onze taalvermogens, alsook onze sterke wil
              tot samenwerken, hebben geleid tot meer zichtbare gedragsregels en deze gedragsregels
              vormen onze moraal (waarden en normen aangaande goed en kwaad) en cultuur.

      De (on)geschreven gedragsregels gebruiken we als moreel kompas, waarmee we onszelf en anderen
         nog beter kunnen toetsen om ons samenleven te bestendigen.
      De (on)geschreven gedragsregels, in wisselwerking met onze gewoonten, gebruiken en riten,
         bieden houvast, in (on)zekere tijden, vooral wanneer we niet goed raad (meer) weten met
         conflicten, teleurstellingen, verlies en rouw.

      Schematisch:

         -  ons vermogen tot relatief scherp nadenken                 (hersenen)
         -  ons vermogen tot spreken                                  (spraak)
         - onze sterke wil tot samenwerken                            (groepsdieren, sociale dieren)

         ->

         - uniforme toegankelijke mondelinge - en schriftelijke talen (communicatie)
         - het vastleggen van (vanzelfsprekende) afspraken            (afspraken)
         - vergevorderde technieken                                   (techniek)
         - verregaande samenwerking tot op wereldniveau               (globalisering)
         - een (voorlopig) ferme voorsprong op andere diersoorten     (verantwoording)

      Onze gedragingen/werkwijzen/doewijzen/methoden/methodieken vormen de brug tussen onze belangen
           en ons "aureool" en "kerfstok", daarvan afhankelijk zijn wie/wat onze gedrag ondergaat,
           mee- of tegenwerkend.

           De belangen die ten grondslag liggen aan het mee- of tegenwerken zijn sterk groepsbepaald.
           Hoewel we in beginsel elkeen gelijk en/of eerlijk zouden willen behandelen, is de
                    (biologisch bepaalde) volgorde van belangrijkheid toch vaak:
                    - eerst zelf
                    - dan onze  meest verwanten
                    - dan onze minder verwanten
                    waarbij ook de dieren deels worden beschouwd als meer - en minder verwanten.

           De noodzaak voor  mee- of tegenwerken (ook in de betekenis van goed en kwaad of licht en duisternis)
              laat zich wellicht omschrijven als:
                       - meewerken   ("goed")  met wat   goed is/lijkt voor de eigen groep of jezelf
                       - tegenwerken ("kwaad") van wat slecht is/lijkt voor de eigen groep of jezelf

           Er is geen objectief aantoonbaar recht op leven en bezit, alle rechten en plichten zijn
              gebaseerd op (onderlinge) gevoelens en afspraken.
              Voor een sterker groepsgevoel zijn bijvoorbeeld bruikbaar alle informatie en activiteiten,
                   waaronder spel-vormen, die betrekking hebben op (het ontstaan van - en avonturen van)
                   de groep, daaraan is soms en deels de waarheid van de informatie en de doelmatigheid
                   van de activiteiten ondergeschikt, het gaat dan voornamelijk om het groepsgevoel.
                       Onderwerpen en activiteiten die het groepsgevoel versterken zijn bijvoorbeeld
                              het gezamelijk:
                              - bijwonen van toespraken van leiders
                              - dragen van dezelfde tekens en kleding
                              - expressies van dankbaarheid voor bv. gezondheid, leven, vrijheid
                              - gemeenschappelijke maaltijden
                              - feesten/vieren en rouwen
                              - hobbies beoefenen
                              - muziek maken
                              - praten (over koetjes of meer serieus)
                              - reizen
                              - gezamelijke rituelen volgen
                              - roepen van slogans
                              - sporten (waaronder het opnemen tegen ander groepen)
                              - schoolgaan en studies volgen
                              - strijd voeren tegen de elementen en/of andere groepen
                              - vereren van God of goden en schulden belijden
                              - verhalen van verhalen
                              - werken
                              - zingen van liederen

                              Het groepsgevoel brengt ons in een sfeer/stemming  waarin we ook neigen
                                  naar gelijkgestemdheid omtrent geloof, meningen, voorkeur en afkeur.

      Denkbaar toekomstige scenario's en onderwerp van onder meer boeken en films:

         - Het (zelfstandig) verwerven van kennis, het beoordelen van informatie en het (aan)sturen
           van mensen en systemen zal in exponentieel toenemende mate geautomatiseerd wordt binnen
           computerprogramma's, ook binnen op mensen lijkende robots, mensen zullen daarvan steeds
           meer afhankelijk worden.

         - De competenties: herkennen -, beoordelen - en handelen conform de begrippen goed en kwaad
              zijn voor mensen vaak moeilijk en daardoor ook lastig te implementeren binnen
              computerprogramma's, waardoor ook een megaslimme robot zal blijven worstelen met deze
              keuzen en/of pogingen blijft ondernemen om daar zelf invulling aan te geven, wie is
              vriend, wie is vijand, wat is onder welke omstandigheden vriendschappelijk - of vijandig
              gedrag?
              De ware natuur van mens en dier is dat we noodzakelijkerwijs zowel
                      het "goede vuur" als het "slechte vuur" in ons hebben:
                          - het "goede vuur" voor wie de eigen groep is
                          - het "kwade vuur" voor wie de eigen groep bedreigt.

         - Een deel van de superslimme zelflerende computer bestuurde automaten, machines, robots en
               andere systemen kan op een toekomstig moment en plaats het eigen zelfbehoud en
               (over)leven vooropstellen, al dan niet na het verwerven van bewustzijn, verkregen met
               behulp van levend (hersen)weefsel of als deel van een levend wezen, alsook autonoom
               keuzen maken en beslissingen nemen.

         - De exponentieel groeiende haast oneindig krachtige ontwikkelingen bij de biotechnologie
              (synthetische biologie) gaan ons leven in exponentieel sterkere mate bepalen.

         - De controle van mensen over technieken is niet altijd een garantie voor een veilig gebruik
              van die technieken.

      De toekomst van de mensen zal in toenemende mate bepaald worden door (nieuw) verworven
         technische mogelijkheden, schaalvergroting en globalisering en de aan- en afwezigheid van:
                    - een willen van
                    - een inzicht in
                    - een streven naar
                    - een leven naar
                    een voor iedereen eerlijke/rechtvaardige en veilige sturing van
                        menselijke/dierlijke behoeften en emoties.

      ________________________________________________________________________________________________________

      BEGIN gedachten omtrent bewustzijn en gevoel binnen het MRTE-indelingsmodel
      ________________________________________________________________________________________________________

      - positie van gevoel:  gevoel maakt deel uit van de taal van het gevoel, de gevoelstaal.
      - functie van gevoel:  gevoel informeert het lichaam over de toestand van eigen lichaam en de omgeving,
                             om daarmee sturing te kunnen geven aan het lichaam.
      - soorten van gevoel:  er zijn veel soorten gevoelens, ze geven een aangename - of onaangename toestand
                             aan binnen het lichaam.
      - indeling van gevoel: - gevoel betreft in eerste instantie altijd: waarnemingen, dit is:
                                      E binnen stadium 1 van T ; stadium 1 van T betreft input.
                             - gevoel wordt nader ingedeeld conform de E-indeling:
                                      - oorzaak   <-> gevolg
                                      - meewerken <-> tegenwerken
      - (invloeds)sfeer: gevoel die min of meer opgelegd wordt door een dominerende/invloedrijke rol van de
                         omgeving, ook de woorden dynamica, denken, geest, mentaliteit, opvatting, mening,
                         sentiment, stemming of klimaat kunnen soms - of deels een sfeer aanduiden.
      - gevoel en bewustzijn:
                 - bewustzijn/besef kan uitsluitend bestaan door verbindingen met het gevoel.
                 - er zijn veel soorten gevoelsgewaarwordingen/gevoelswaarnemingen die bijdragen aan ons
                   bewustzijn.
                 - denk bv. aan aangename - of onaangename - en veel - of weinig zeggende beelden, geluiden,
                   smaken, geuren, aanrakingen, inwendige orgaangevoelens.

      ________________________________________________________________________________________________________

      END   gedachten omtrent bewustzijn en gevoel binnen het MRTE-indelingsmodel
      ________________________________________________________________________________________________________

------------------------------------------------------------------
BEGIN classificatie van emoties en gevoelens volgens MRTE
------------------------------------------------------------------

Besef/bewustzijn/gewaarwording kan betrekking hebben op:
      - je eigen lichaam en
      - de omgeving waarin je lichaam verkeert
Besef/bewustzijn/gewaarwording bestaat uit:
      - rationale/verstandelijke componenten
      - gevoelscomponenten (emoties en gevoelens)

Emoties en gevoelens zijn besef/bewustzijn/gewaarwording van
        aandriften/begeerten/humeuren/neigingen/opwellingen/stemmingen/verlangens
        met verschillende gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit/kracht.

Bij de classificatie van emoties en gevoelens binnen het MRTE-indelingsmodel wordt geen onderscheid gemaakt
                       in gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit.
       Het onderscheid in gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit is soms niet altijd duidelijk, want de
       woorden die zouden kunnen verwijzen naar de intensiteit van een emotie, kunnen voor verschillende
       personen sterk verschillen in intensiteit.

Binnen het MRTE-indelingsmodel worden 4 archetypische cycli onderscheiden, elk bestaande uit een
       indeling in 4 componenten.

Abstracte indeling MRTE:

       - M materie             {echt}      {onwaar}                        {waar} {onecht/info}
       - R  ruimte           {zender}      {medium}                {bericht/info}   {ontvanger}
       - T    tijd            {uiten} {nieuws/info} {denken/voelen/geloven/weten}   {waarnemen}
       - E energie {veroorzaken/info} {tegenwerken}                   {meewerken}  {resulteren}

Hieronder staat een classificatie van basale emoties en gevoelens volgens de:
          - T-indeling.
          - E-indeling

Elke besef/bewustzijn/gewaarwording van
     aandriften/begeerten/humeuren/neigingen/opwellingen/stemmingen/verlangens
     - bestaat uit verstandelijke - (belang) en gevoelscomponenten (belangstelling)
     - kan leiden tot uitingen, w.o. gezindheden/meningen/oordelen

Emoties en gevoelens geven lichaam en geest informatie om op een bepaalde manier in beweging te komen
        en/of te handelen, de functie van emoties en gevoelens is dus lichaam en geest van informatie
        voorzien: invloed uitoefenen op lichaam en geest.
Emoties en gevoelens "strijden" om aandacht/besef/bewustzijn/gewaarwording om belangrijk(st) gevonden
        te worden.
Lichaam en geest kunnen een deel van die "strijd" reguleren.
Hoe zwaar telt het belang van de verschillende emoties en gevoelens?
    - wat is hun aard/afkomst?
    - wat is hun gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit?
    - wat zijn de overige psychische -, lichamelijke - en omgevingsomstandigheden?
Emoties/gevoelens die aandacht/besef/bewustzijn/gewaarwording kunnen intensiveren zijn bv.:
    - verbazing (normaal is: verwachting)
    - nieuwsgierigheid (willen weten ; kennisbehoefte)
    - liefde/voorkeur

De indeling betreft een subjectief gevoelde - en subjectief beredeneerde/gevoelde indeling.

De eerste indeling is E: oorzaak en gevolg:

      - veroorzakende emoties hebben ook gevolgen, maar de functie is o.h.a. direct/snel reageren
      -  resulterende emoties hebben ook oorzaken, maar de functie is o.h.a. langdurend evalueren

De tweede indeling is E: "slecht" en "goed" ten aanzien van het beschouwde onderwerp/zaak

In onderstaand schema betekent:

   - t = tegenwerken ~ "slecht"
   - m = meewerken   ~ "goed"

      ________________________________________________________________________________________________________

      veroorzakende emoties

               t/"slecht"       m/"goed"
      ________________________________________________________________________________________________________

               afkeer/haat      voorkeur/liefde    bezien vanuit jezelf ; bv. ook honger, dorst, slaap
               angst            moed/durf/lef      bezien vanuit je omgeving m.b.t. je eigens vermogens
      ________________________________________________________________________________________________________

      ________________________________________________________________________________________________________

      resulterende emoties

               t/"slecht"       m/"goed"
      ________________________________________________________________________________________________________

               pijn/verdriet    blijdschap/vreugde

               spijt            voldoening         de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij jou
               schaamte         trots              de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij jou en
                                                      - t: anderen zijn benadeeld
                                                      - m: anderen zijn bevoordeeld

               boosheid/woede   genegenheid        de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij anderen
               jaloezie/afgunst medelijden         de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij anderen en
                                                      - t: anderen zijn bevoordeeld en jij bent benadeeld
                                                      - m: anderen zijn benadeeld   en jij bent bevoordeeld
      ________________________________________________________________________________________________________

Voorbeelden van indeling met:
            M Materie {echt}    {onwaar}      {waar}            {info}
            R Ruimte  {bron}    {route}       {verplaatst_deel} {bereik}
            T Tijd    {S->O}    {buiten_S}    {binnen_S}        {O->S}
            E Energie {oorzaak} {tegenwerken} {meewerken}       {gevolg}

Opmerkingen:
- De aanduidingen onder 1 2 3 en 4 kunnen oorzaak en gevolg zijn, maar niet noodzakelijk.
- 2 is hieronder info als de inwendige beleving van - en met 4 (info als buitenverplaatsing)
- R: - bron:              omgeving = O
     - bereik:            jij = S = Subject
     - verplaatste_delen: info
     - route:             1. omgeving -> jij
                          2. inwendig jij
                          3. jij -> omgeving
                          4. inwendig omgeving

_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

                                             1                                          2                                                 3                           4

                                        {O->S}                                 {binnen_S}                                            {S->O}                  {buiten_S}

                                       oorzaak                                     gevoel                                       zoeken_naar                      vondst

_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

             jij_ondervindt_nadeel_van_anderen                        afkeer/haat/walging                                          afwijzen                           -
                        lijst_E_{t}{ondergaan}                    lijst_E_{t}{tegenstaan}                             lijst_E_{t}{afwijzen}                           -
                                           <->
          jij_ondervindt_voordeel_door_anderen                            voorkeur/liefde                                      bekrachtigen                           -
                        lijst_E_{m}{ondergaan}                    lijst_E_{m}{houden_van}                         lijst_E_{m}{bekrachtigen}                           -

                         jij_ondervindt_gevaar           angst/ongerustheid/stress/zorgen                                   mijden/vluchten                  veiligheid
lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}{waarschuwen}   lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}{angst}         lijst_T_{3}{ontkoppelen}{sociaal}{mijden}     lijst_E_{m}{beschermen}
                                           <->
            jij_ondervindt_kansen_(buit/prooi)                              moed/durf/lef                                  veroveren/vangen           verovering/vangst
    lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{beloven}    lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{moed}                                                 -                           -

_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

                  jij_ondervindt_nadeel/schade               pijn/verdriet/teleurstelling                                                 -                           -
                     lijst_E_{t}{g}{verliezen}                 lijst_E_{t}{g}{verdrieten}                                                 -                           -
                     lijst_E_{t}{g}{mislukken}                                          -                                                 -                           -
                         lijst_E_{t}{ongezond}                                          -                                                 -                           -
                                             -                                          -                           onwaar:_je_groot_houden                           -
                                           <->
                 jij_ondervindt_voordeel/winst            blijdschap/tevredenheid/vreugde                                                 -                           -
                        lijst_E_{m}{g}{winnen}                 lijst_E_{m}{g}{verblijden}
                        lijst_E_{m}{g}{lukken}                                          -                                                 -                           -
                           lijst_E_{m}{gezond}                                          -                                                 -                           -

                                             -                                          -                   onwaar:_je_blijdschap_verbergen                           -

                  jij_laat_benadelen/mislukken                                      spijt                                         repareren                           -
                  lijst_E_{t}{dysfunctioneren} lijst_E_{t}{g}{info}{beschuldigen}{jezelf}                            lijst_E_{m}{repareren}                           -
                                             -                                          -                    onwaar:_doen_of_je_neus_bloedt                           -
                                           <->
                   jij_laat_bevoordelen/slagen                    voldoening/tevredenheid                                                 -                           -
                     lijst_E_{m}{functioneren}                                          -                                                 -                           -

                         jij_benadeelt_anderen                      schaamte/schuldgevoel                                  onzichtbaar_zijn     met_rust_gelaten_worden
        lijst_E_{t}{dysfunctioneren}{openbaar} lijst_E_{t}{g}{info}{disrespect}{schaamte}   omg:lijst_E_{t}{g}{info}{disrespect}{beledigen}                           -
                                             -                                          -                     onwaar:_heilig_boontje_spelen                           -
                                           <->
                       jij_bevoordeelt_anderen                                      trots                                    zichtbaar_zijn        in_de_aandacht_staan
           lijst_E_{m}{functioneren}{openbaar}       lijst_E_{m}{g}{info}{respect}{trots} omg:lijst_E_{m}{g}{info}{respect}{complimenteren}                           -
                                             -                                          -                  onwaar:_je_bijdragen_relativeren                           -
_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

               anderen_benadelen/bedreigen_jou                   boosheid/woede/irritatie                             beschuldigen/straffen anderen_worden_gecorrigeerd
                                             -          lijst_E_{t}{tegenstaan}{boosheid}                lijst_E_{t}{g}{info}{beschuldigen}                           -
                                             -                                          -                          lijst_E_{t}{g}{straffen}                           -
                                             -                                          -                 lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}                           -
                                             -                                          -                lijst_E_{t}{g}{info}{bekritiseren}                           -
                                             -                                          -            onwaar:_je_inhouden/boosheid_opkroppen                           -
                                           <->
             anderen_bevoordelen/charmeren_jou                      sympathie/genegenheid                                  bedanken/belonen   anderen_vinden_jou_aardig
                                             -       lijst_E_{m}{houden_van}{genegenheid}                      lijst_E_{m}{g}{info}{danken}                           -
                                             -                                          -                           lijst_E_{m}{g}{belonen}                           -
                                             -                                          -                 lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}                           -
                                             -                                          -                 lijst_E_{m}{g}{info}{onderbouwen}                           -
                                             -                                          -                         onwaar:_afstandelijk_doen                           -

                      anderen_zijn_bevoordeeld                           jaloezie/afgunst                                       tegenwerken                           -
                      lijst_E_{m}{voortrekken}          lijst_E_{t}{tegenstaan}{jaloezie}                                       lijst_E_{t}                           -
                                             -                                          -           onwaar:_doen_alsof_het_je_niet_uitmaakt                           -
                                           <->
                        anderen_zijn_benadeeld                                 medelijden                                         meewerken                           -
                    lijst_E_{t}{achterstellen}                    lijst_E_{m}{medelijden}                                       lijst_E_{m}                           -
                                             -                                          -               onwaar:_doen_alsof_het_je_koud_laat                           -
_______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

- Voorbeelden lijst_E_{t}: {asociaal} {bedriegen} {brutaal} {gierigheid} {misbruiken} {pesten} {pijnigen} {provoceren} {slaan} {stelen} {terroriseren} {voordringen}
- Voorbeelden lijst_E_{m}: {doneren} {samenwerken} {sociaal} {sponsoren} {troosten} {voor_laten_gaan}

De emoties afkeer/haat en voorkeur/liefde kunnen duiden op heel veel verschillende doelen, zie bv. de lijsten:
   - {tegenstaan} voor afkeer/haat
   - {houden_van} voor voorkeur/liefde
Voorbeelden van onderwerpen, waarvan lijsten met {houden_van} en/of {tegenstaan} zijn:
            - {aanvallen}
            - {alleen}
            - {bemoeien}
            - {bouwen}
            - {dier}
            - {doneren}
            - {drugs}
            - {eten_en_drinken}
            - {flierefluiten}
            - {gehoorzaam}
            - {gierigheid}
            - {groep}
            - {hoogte}
            - {huisvesting}
            - {kletsen}
            - {kopen}
            - {leven}
            - {licht}
            - {mens}
            - {mystiek}
            - {natuur}
            - {ondernemen}
            - {overschatten}
            - {pesten}
            - {plezier}
            - {regeren}
            - {ruimte}
            - {schoonmaken}
            - {seks}
            - {snel}
            - {spanning}
            - {spel}
            - {stof}
            - {strijden}
            - {stukmaken}
            - {veranderen}
            - {verdedigen}
            - {vervoermiddelen}
            - {verzamelen}
            - {vrijheid}
            - {vuil}
            - {werken}
            - {weten}
            - {zelf}
            - {zwerven}

Een paar voorbeelden van uitgeschreven onderwerpen, van {tegenstaan} en/of {houden_van}
_________________________________________________________________________________________________________________________________________

                                1                                2                                          3                           4

                           {O->S}                       {binnen_S}                                     {S->O}                  {buiten_S}

                          oorzaak                           gevoel                                zoeken_naar                      vondst

------------------------------------------------------------------
                      alleen_zijn                      eenzaamheid       gezelschap/gezelligheid/geborgenheid                 verlichting
              gebrek_aan_spanning               saaiheid/verveling leuke_spanning/humor/amusement/ontspanning                 verlichting
             gebrek_aan_voorspoed               wanhoop/pessimisme                             hoop/optimisme                 verlichting
           je_vol_eten_en_drinken                         aandrang                             plassen/poepen                 verlichting
                   wakker_blijven                 gebrek_aan_slaap                                     slapen               uitgerustheid
_________________________________________________________________________________________________________________________________________

------------------------------------------------------------------
END   classificatie van emoties en gevoelens volgens MRTE
------------------------------------------------------------------

- Waarom zou je willen zoeken naar een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid?

         Van de werkelijkheid kun je veel modellen maken, maar waar het gaat om een
             algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid", zijn er wellicht geen
             verschillende keuzemogelijkheden.
             De argumenten daarvoor zouden kunnen zijn:

             1. Bron.
                Mens, dier en plant komen uit dezelfde natuur, mens, dier en plant houden zich op
                overeenkomstige biologische wijze staand in de natuur, met behulp van
                DNA-achtige-structuren (DNA, mRNA, tRNA, rRNA, TNA).

             2. Sturing.
                Als levende materie worden we op een vergelijkbare biologische wijze bestuurd, het
                maakt niet uit of we daarbij wel of niet de illusie, het geloof of de overtuiging
                hebben dat we vrij zijn in ons waarnemen, denken en doen, DNA en RNA lijken de
                "software" van ons waarnemen, denken en doen.
                Zouden de DNA-achtige-structuren wellicht ook (in)direct verband kunnen houden met
                onze meest basale acties en/of begrippen?
                Het aardse leven lijkt in veel facetten, zoals overerving, groei, afbraak,
                waarnemen, denken en handelen gebaseerd op - en gereguleerd door
                DNA-achtige-structuren, het aantal basale codes binnen de DNA-achtige-structuren is
                beperkt, wellicht dat (combinaties van) die codes (in)direct gerelateerd kunnen
                worden aan meest basale acties en/of meest basale begrippen.

             3. Uitkomsten.
                De wijze waarop wij begrippen-indelingen en/of definities maken van de ons bekende
                wereld, lijkt misschien teruggevoerd te kunnen worden op een aantal min of meer
                vaste standaard-indelingen/indelingsprincipes, namelijk:
                4 "basisgrootten" van 4 basale kenmerken.
                De basale kenmerken je zou kunnen relateren aan de basale vragen:
                - wat/wie    (materie)
                - waar       (ruimte)
                - wanneer    (tijd)
                - waarom/hoe (energie)

             4. Gebruik en onderzoek.
                Een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid" zou goed van dienst
                kunnen zijn bij onze onderlinge communicatie.
                Een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid" is een "denkmodel",
                een "denkmodel" zoals wij als dierlijke wezens zouden kunnen "denken" en "ervaren"
                in elk (on)denkbare verscheidenheid.
                Geen diersoort en geen individu denkt exact hetzelfde, wel lijkt aannemelijk dat
                we als levende wezen een deels overeenkomstige ervaring hebben waar we materie,
                ruimte, tijd en energie ervaren.
                We zullen als (mens)dier naar alle waarschijnlijkheid slim en doelmatig omgaan
                met de waarnemingen van de ons omringende natuur, inclusief ons lichaam.
                Het lijkt aannemelijk en logisch, maar natuurlijk niet zeker, dat onze
                DNA-achtige-structuren ons op hoofdkenmerken/hoofdlijnen hetzelfde laten
                "waarnemen", "denken", "ervaren" en "handelen", hoe "zien" we bijvoorbeeld materie,
                ruimte, tijd en energie?
                De uitdaging is het zoeken naar - en aannemelijk krijgen van het algemeen geldend
                "conceptueel model van de werkelijkheid", hoe zou dit model eruit kunnen zien en
                hoe zou je dit kunnen onderzoeken?
                De voortgang van de menselijke technieken, alsook de vele bedreigingen a.g.v. het
                   gebruik van  die menselijke technieken, verlopen in een toenemende sneltreinvaart,
                   (de wil tot) inzicht in - en kennis van verwevenheden van natuurlijke systemen en
                   kringlopen is gewenst om de menselijke technieken zorgvuldig toe te passen.

             Een hulpmiddel bij ons waarnemen, denken, doen en evalueren, zou een
                 "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" kunnen zijn.
             Een betrekkelijk simpel "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" zou je
                 kunnen opstellen door na te gaan welke basisbegrippen wij als mens gemeen zouden
                 kunnen hebben met alle andere dieren, teneinde een overlevingsweg te vinden.
             Van mensen en dieren zou je kunnen zeggen dat zij elk op hun soort - en individuele
                 wijze omgaan met de vragen: wat/wie, waar, wanneer en waarom/hoe.
             Deze vier vragen zou je kunnen koppelen aan ons besef van respectievelijk de vier
                  basiskenmerken: materie, ruimte, tijd en energie (MRTE).
             Tevens lijken wij als mens er standaardwijzen op na te houden hoe wij deze vier
                    kenmerken plachten in te delen, dat valt onder meer op te maken uit de
                    indelingsprincipes/indelingsbeginselen waarmee we de wereld proberen te
                    beschrijven in onder meer woord en beeld.
             We lijken elk van de vier basiskenmerken in te delen in vier standaard
                kenmerkgrootten/waarden.
             Hoe zou je een dergelijk algemeen geldend indelingsmodel kunnen onderbouwen?
             Je zou op zoek kunnen gaan naar alle menselijke woorden en begrippen en vervolgens
                kunnen kijken hoe je deze woorden en begrippen binnen het hypothetische
                indelingsmodel wel of niet kunt passen.
             Een "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" kan helpen om iets meer rust
                 te brengen in onze gedachten, het kan helpen bij de ordening van de dingen die we
                 meemaken.
             Een amateuristisch poging/probeersel om te komen tot een
                 "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" betreft:
                 https://www.wawawawa.net
             De afkorting "wawawawa" is van: wat, waar, wanneer, waarom.

- De M-indeling: (on)werkelijkheid en (on)waarheid.

     De werkelijkheid wordt slechts ten dele gekend en van een nog kleiner deel zijn we ons bewust.
     Iedere dier(soort) heeft eigen (on)vermogens om waar te nemen, samenhangend met zintuigen en
     uiteenlopende belangen waarop onze aandacht gevestigd is, daarnaast kunnen we niet zeker zijn
     van de juistheid/waarheid van een beeld/idee/interpretatie/perceptie van onze waarnemingen.

     Tegenover de werkelijkheid staat de onwerkelijkheid.
     De onwerkelijkheid is de informatie die een lichaam/object/systeem heeft over de binnen- en
        buitenwereld.

     De informatie kan afkomstig zijn van:
        - weinig tastbare zaken als beeld, geluid, reuk of smaak
        -   meer tastbare zaken

     Informatie:
       - betekent wat
       - "zegt"   wat       over iets
       - verwijst           naar iets
       - is een afspiegeling van iets

     Informatie is: - de onwerkelijkheid uit de M-indeling, alsook
                    - het verplaatste deel C uit de R-indeling

     Informatie is wat binnen een wel/niet levend object/systeem/lichaam komt of is gekomen (C) en
                   waarop het     wel/niet levend object/systeem/lichaam (on)bewust reageert,
                   bijvoorbeeld om te kunnen (blijven) (over)leven, daarbij kan de informatie ook
                   een beeld/idee/interpretatie/perceptie van de werkelijkheid vormen, waarbij de
                   reactie mede een gevolg kan zijn van aanleg, bouw, leren en trainen.

     De onwerkelijkheid is alle (on)gekende informatie die deels waar - en deels onwaar is.
     Waarheid of ware informatie komt overeen met (lijkt exact op) de werkelijkheid.

     De onwerkelijkheid zou het beeld/idee/interpretatie/perceptie kunnen zijn van de binnen- en
        buitenwereld.

     Een (on)bewust beeld/idee/interpretatie/perceptie kun je niet alleen zien als exclusief
         voorbehouden aan (denkende en voelende) wezens, maar kun je, bijvoorbeeld in termen
         als herkenning/identificatie van toepassing denken op elk (on)natuurlijke
         object/systeem/lichaam, waaronder automatiseringssystemen, als zijnde de wijze waarop een
         object/systeem/lichaam intern de binnenkomende/binnengekomen objecten/informatie
         "identificeert", welke "identificatie" afhankelijk is van de gehele situatie, de gehele
         situatie kan per keer fluctueren.

     Een object/systeem/lichaam kan worden bedrogen/gemanipuleerd/gefopt door het betreffende
         object/systeem/lichaam te laten "denken" alsof het beeld/idee/interpretatie/perceptie
         "waar" zou zijn, terwijl dit feitelijk niet het geval is.

     De totale werkelijkheid zullen we nooit kennen, de totale werkelijkheid is oneindig groot en
        is elk moment weer anders, slechts een oneindig klein deel van de totale werkelijkheid
        kunnen we kennen en daarvan zal weer een deel wel - of niet overeenstemmen met de
        werkelijkheid, dus (on)waar zijn.

     Schematisch:
       -                                                                werkelijkheid
       -                                  (on)bewust gekend deel van de werkelijkheid
       -                         (on)waar (on)bewust gekend deel van de werkelijkheid
       - wel/niet invloedhebbend (on)waar (on)bewust gekend deel van de werkelijkheid

     Het zoeken naar waarheden lijkt zinvol, maar het aantal (waar te nemen) fenomenen in de
         werkelijkheid is oneindig groot en daarmee het aantal bijbehorende (on)waarheden van
         de (waar te nemen) fenomenen.
         We kunnen uitsluitend datgene kennen van de werkelijkheid, wat onze zintuigen en ons
         brein ons toelaat waar te nemen en te kennen.
         Onze kennis is beperkt, wat we denken te weten kan slechts een afspiegeling zijn van
         het bestaan, misschien zwak of sterk, misschien juist of onjuist.

- Het MRTE-indelingsmodel als communicatiemodel.

      De T-indeling betreft de communicatie tussen subject S en omgeving O in 4 fasen/stadia:

         - {1}      input van O -> S
         - {2} verplaatsing binnen S
         - {3}     output van S -> O
         - {4} verplaatsing buiten S

      Elke fase van de T-indeling bestaat uit de R-indeling:
           - A bron
           - B bereik
           - C verplaatst deel, tevens informatie
           - D route

      Binnen elke fase speelt E een rol, de verplaatsing heeft een oorzaak en een gevolg en
          wordt ondersteund {m} en/of tegengewerkt {t}.

      Op de betrokken objecten binnen het communicatiemodel is de M-indeling van toepassing:
         - (on)werkelijk
         - (on)waar : eerlijk/juist of (on)opzettelijk bedrog

      Informatie {C} kan bv. zijn:
         - beschrijvend, ook als een antwoord/respons/reactie
         - voorschrijvend ~ {voorschrift}
                            zie lijst_R_{C}{info}{media}{opslag}{typen}{werkwijzen} bv.:
                                - beleid
                                - bevel
                                - gebruik
                                - gewoonte
                                - instructie
                                - norm
                                - opdracht
                                - programma
                                - recept
                                - verleiding
                                - verzoek
                                - vraag

      De indelingen van het indelingsmodel kunnen desgewenst en desvermeld ook toegepast
         worden op alle activiteiten "met als doel" de betreffende indeling, b.v.
         alle onderzoeksactiviteiten "met als doel" het waarnemen, horend bij indeling T_{1}.

- Ontsluitingssysteem voor informatie.

     Teneinde lichamelijk en geestelijk gezond te (over)leven en om je doelen te verwerkelijken in het
              leven zijn basaal nodig: kennis en vaardigheden.

              Om kennis en vaardigheden doelmatig te ontsluiten/verwerven kan van nut zijn:
                 - kennis van kennis
                 - kennis van basale vaardigheden

              Wij als mens en dier lijken onze omgeving, alsook de afzonderlijke objecten binnen die
              omgeving, in te delen (classificeren) volgens een aantal min of meer standaard indelingen
              (indelingsprincipes/indelingsbeginselen), welke indelingen we deels ook terugvinden in
              standaard definitiemodellen.

              Met behulp van een "standaard definitiemodel", ook wel te noemen:
                  - algemeen geldend (standaard) definitiemodel
                  - algemeen geldend (standaard) indelingsmodel voor begrippen
                  - algemeen geldend (standaard) model van de werkelijkheid
                  - algemeen geldend (standaard) communicatiemodel
                  kun je:
                  - logisch samenhangende rubrieken van begrippen maken
                  - de woorden binnen een rubriek, conform het "standaard definitiemodel" beschrijven.

     Hoe zou een "doelmatig ontsluitingssysteem voor informatie" eruit kunnen zien?

     Een goed betoog of een goede speech kenmerkt zich onder meer door:
         - Het  stellen van goede vragen.
         - Het aangeven van correcte tegenstellingen.
         - Het opsommen van korte logisch samenhangende reeksen van 3-4 beweringen.
         - Het herhalen van eerder genoemde kernbegrippen.

     Bovenstaande kenmerken lijken aan te sluiten bij onze natuurlijke/biologische manier van denken.

     Wat we natuurlijk heel graag zouden willen weten is hoe die natuurlijke/biologische manier van denken
         eruit zou kunnen zien, wat is het model van        onze natuurlijke/biologische manier van denken?
         Hoe zou een "algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen" eruit kunnen zien?

         Wat zouden de kernbegrippen kunnen zijn die we als mens en dier hanteren?

         We zouden aan kunnen voelen dat we als mens en dier een goed (zintuiglijk) gevoel hebben voor:
            - de onderlinge inwendige - en uitwendige plaats, alsook voor
            - de verplaatsing van delen/deeltjes,             alsook voor
            - de samenhang van (oneindig kleine onzichtbare) delen en deeltjes
            waardoor we als mens en dier levende - en niet levende objecten kunnen waarnemen/ervaren,
                     alsook de onderlinge context.

            Vanuit het kernbegrip plaats zou je terechtkomen kunnen komen bij de afgeleide begrippen:

                  - verandering van plaats
                  - verschil    van plaats

                  met als nadere indelingen:

                  - verandering van plaats:

                                - wel             of niet ver-ander-ing (van plaats)   oftewel
                                - wel veranderen  of niet veranderen van plaats        oftewel
                                - wel bewegen     of niet bewegen

                  - verschil    van plaats:

                                - wel             of niet een ander (een andere plaats) oftewel
                                - binnen          of buiten                             oftewel
                                - inwendig        of uitwendig

            De begrippen (on)verandelijk en in/uitwendig lijken in de verschillende configuraties tussen
               waargenomen object en afgeleide kenmerken te leiden tot een samenhang van 4 basale kenmerken
               en 4 basale kenmerkwaarden/kenmerkgrootten, overeenkomend met gangbare indelingsmethoden,
               welke je zou kunnen beschouwen als een "algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen".

         Vanuit een "algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen" binnen een webbestand, kun je
                samenhangende rubrieken maken van bij elkaar horende zoektermen, bijvoorbeeld: woorden,
                uitdrukkingen en korte zinnen.
                Binnen dit webbestand kun je met links betrekkelijk snel zoeken door het aanklikken van de
                zoektermen om daarmee te kijken in verschillende online archieven, bestanden,
                (woorden)boeken, encyclopedieën, beeldbanken.
                Tevens biedt een dergelijk computerbestand met rubrieken veel meer mogelijkheden,
                       bijvoorbeeld voor: onderzoek, leren, communicatie, toepassing van apps.
                We hebben dan een model voor een "doelmatig ontsluitingssysteem voor informatie".

END   verschillende aanvullende opmerkingen

BEGIN subindeling kenmerkgrootten en kenmerken

      - De kenmerkgrootten kunnen alternatief ook worden beschouwd als:

           -binnen met subindeling:
                           wel grootte verschil (w) (klein)    :<
                          geen grootte verschil (n) (gelijk)   :=
           -buiten met subindeling:
                           wel grootte verschil (w) (groot)    :>
                          geen grootte verschil (n) (ongelijk) :!

      - De kenmerken kunnen alternatief ook worden beschouwd als:

           - geen verandering met subindeling:
                            inwendige    plaats    (BI): M (vorm/structuur/onderlinge_plaatsen)
                           uitwendige    plaats    (BU): R (de plaatsen bij beweging)
           -  wel verandering met subindeling:
                           uitwendige verplaatsing (BU): T                 (beweging)
                            inwendige verplaatsing (BI): E (vormverandering/structuurverandering/mutatie)

           Anders uitgeschreven:

           - materie (wat/wie)      =  inwendige plaats             (structuur/vorm)                    (BI)
           - ruimte  (waar)         = uitwendige plaats             (bron verplaatst_deel route bereik) (BU)
           - tijd    (wanneer)      = uitwendige plaats-verandering (verleden heden toekomst inverse)   (BU)
           - energie (waarom/hoe)   =  inwendige plaats-verandering (mutatie)                           (BI)

END   subindeling kenmerkgrootten en kenmerken

BEGIN symbolen en afkortingen

Gebruikte symbolen en afkortingen binnen het MRTE-indelingsmodel voor begrippen:

-    N = geen verandering (plaatsverandering of mutatie)
-    W =  wel verandering (plaatsverandering of mutatie)

-   bi = binnen = bijvoorbeeld:  wel zelf
-   bu = buiten = bijvoorbeeld: niet zelf

-    M = gedaante            met als naam (dus niet de fysische grootheid) "materie"
-    R = plaats              met als naam (dus niet de fysische grootheid) "ruimte"
-    T = plaatsverandering   met als naam (dus niet de fysische grootheid) "tijd"
-    E = gedaanteverandering met als naam (dus niet de fysische grootheid) "energie"

-  K kenmerkgrootte indeling (overkoepelend voor M R T E)
  -  {:=} = gelijk
  -  {:!} = ongelijk i.h.b. tegenstelling
  -  {:>} = groot    i.h.b. omvatting
  -  {:<} = klein    i.h.b. deel

-  M materie indeling
  -  {echt}
  -  {info}
  -  {waar}
  -  {onwaar}

-  R ruimte indeling
  -  {A} = bron
  -  {B} = bereik
  -  {C} = verplaatste deel
  -  {D} = route

-  T tijd indeling
  -  {1} = invoer
  -  {2} = interne verplaatsing
  -  {3} = uitvoer
  -  {4} = externe verplaatsing

-  E energie indeling
  -  {o} = oorzaak
  -  {g} = gevolg
  -  {m} = meewerken
  -  {t} = tegenwerken

Overige gebruikte symbolen en/of afkortingen:

  -      {M} = gedaante
  -      {R} = plaats
  -      {T} = plaatsverandering
  -      {E} = gedaanteverandering
  -     {og} = oorzaak gevolg
  -     {mt} = werkwijze, methode, techniek, een combinatie van meewerken en tegenwerken
  -     {tw} = tussenwerpsels en/of korte zinnen
  -   {vvav} = voorvoegsels en/of achtervoegsels

  -       "+" =  wel meewerkend, gunstig, geluk voor onderganer = "ok"
  -       "-" = niet meewerkend, tegenwerkend, ongunstig, ongeluk voor onderganer = "nok"
  -        -> = hieruit volgt
  -         / = overeenkomstig begrip of een variant of een synoniem of "gedeeld door", afhankelijk van context
  - subject S = onderwerp van beschrijving, alle relaties van het MRTE-model staan in relatie tot subject S.

  - i.d.v.v. = in de vorm van
  -   i.h.b. = in het bijzonder
  -   m.a.d. = met als doel

BEGIN codes die vervangen zijn door woorden

------------------------------------------------------------------
     K ->             kenmerk

    := ->              gelijk
    :! ->            ongelijk
    :< ->               klein
    :> ->               groot
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
     M ->            gedaante

  echt ->                echt
  info ->                info
  waar ->                waar
onwaar ->              onwaar
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
     R ->              plaats

     A ->                bron
     B ->              bereik
     C ->     verplaatst_deel
     D ->               route
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
     T ->   plaatsverandering

     1 ->               input
     2 ->  binnenverplaatsing
     3 ->              output
     4 ->  buitenverplaatsing
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
     E -> gedaanteverandering

     o ->             oorzaak
     g ->              gevolg
     m ->           meewerken
     t ->         tegenwerken
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
     Overigen

     mt   ->         werkwijze
     og   ->               lot
     tw   ->           uitroep
     vvav ->             affix
------------------------------------------------------------------

END   codes die vervangen zijn door woorden

END   symbolen en afkortingen

_____________________________________________________________________________________________________

Schematische indeling van het MRTE-model: 4 kenmerken x 4 grootten = 16 (relatieve) kenmerkgrootten
_____________________________________________________________________________________________________
wel/niet verschil bi en bu   ->        n           w            w          n
_____________________________________________________________________________________________________
bi/bu-relatie t.o.v. subject S     bu-bu       bu-bi        bi-bu      bi-bi           N/W  bi/bu
_____________________________________________________________________________________________________
-   naam    beschrijving
_____________________________________________________________________________________________________
K   Kenmerk grootte                ongelijk    groot        klein      gelijk
                                   {:!}        {:>}         {:<}       {:=}
_____________________________________________________________________________________________________
M   Materie gedaante               {onwaar}    {info}       {echt}     {waar}          NN   bi-ruimte
_____________________________________________________________________________________________________
R   Ruimte  plaats                 route       bereik       bron       verplaatst_deel
                                   {D}         {B}          {A}        {C}             NW   bu-ruimte
_____________________________________________________________________________________________________
T   Tijd    plaatsverandering      buiten_S    O->S         S->O       binnen_S
            tussen S en Omgeving   {4}         {1}          {3}        {2}             WN   bu-ruimte
_____________________________________________________________________________________________________
E   Energie gebeuren, w.o.         tegenwerken gevolg       oorzaak    meewerken
            gedaanteverandering
                                   {t}         {g}          {o}        {m}             WW   bi-ruimte
_____________________________________________________________________________________________________

           __________________________________________________________________________________

           informatie als deelkenmerken (1 van 4) van de 4 basiskenmerken
           __________________________________________________________________________________

           kenmerk                    deelkenmerk_van_informatie deelkenmerkcode configuratie
           __________________________________________________________________________________

                 M                               onwerkelijkheid          {info}        bu-bi
                 R                               verplaatst_deel             {C}        bi-bi
                                                                                         <->
                 T  verplaatsing_buiten_het_beschouwde_onderwerp             {4}        bu-bu
                 E                           veroorzaker/oorzaak             {o}        bi-bu
           __________________________________________________________________________________

BEGIN Gebruikte betekenissen

   -      object = verschijnsel = entiteit
                   een object bestaat uit relaties oftewel kenmerken.
          object = geheel van bijeenhorende kenmerken binnen een samenhangende ruimelijke beperktheid

   -     kenmerk = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie
                   relatie.

   - Een kenmerk wordt geacht in beginsel uitgewerkt te kunnen worden tot:
         - een object-interne relatie of
         - een relatie met andere objecten.
         In het MRTE-model wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen kenmerk en relatie, elk
            kenmerk (attribute) zou volgens de gedachte van het MRTE-model, in beginsel kunnen worden
            voorgesteld als een relatie binnen een object of met andere objecten.
            Omdat het niet altijd zinvol of eenvoudig is om een kenmerk als een relatie te duiden of
            weer te geven, wordt dikwijls volstaan met het benoemen van het kenmerk in plaats van het
            kenmerk nader uit te werken tot een relatie, zowel binnen het denkkader van het MRTE-model
            als binnen andere denkkaders.
            Je zou een kenmerk soms kunnen zien als een diffuse relatie, omdat het bereik vaak niet
            expliciet duidelijk is en/of betrekking kan hebben op de hele omgeving.

   -     grootte = hoeveelheid = aantal + eenheid (van een kenmerk).

   BEGIN meewerken en tegenwerken

         -   meewerken = vergroten/bevorderen   of tot stand brengen of in stand houden van iemand/iets,
                         betrekking hebbend op wie/wat de actie gericht is en de actie ondergaat.

         - tegenwerken = verkleinen/ondermijnen of       vernietigen of verwaarlozen    van iemand/iets,
                         betrekking hebbend op wie/wat de actie gericht is en de actie ondergaat.

           {m} =   meewerken
           {t} = tegenwerken

           {m}/{t} heeft betrekking op wat/wie de actie ondergaat, al dan niet n.a.v. een wilsvorm, en
                   heeft geen betrekking op een moraal (waarden en normen aangaande goed en kwaad).

           Strikt genomen betekent de categorie "meewerken":     "gelijk werken", namelijk  wel gelijk aan
                  hetzelfde doel.
           Strikt genomen betekent de categorie "tegenwerken": "ongelijk werken", namelijk niet gelijk aan
                  hetzelfde doel, met als bijzondere vorm: tegengesteld werken.
                  Vergelijk de K-categorie (=grootte-categorie) "ongelijk" met als bijzondere vorm
                            "tegengesteld".

           De betekenis van de termen meewerken en tegenwerken in het MRTE-model draagt niet een
           definitie-gebonden morele betekenis, maar kan uiteraard wel verschillend zijn voor
           verschillende betrokkenen.

           Voorbeelden:
           - tegenwerken  -> "+" of "-" voor doener en "-" voor onderganer.
           - meewerken    -> "+" of "-" voor doener en "+" voor onderganer.

           - misbruiken   -> "+"        voor doener en "-" voor onderganer.
           - samenwerken  -> "+"        voor doener en "+" voor onderganer.

           De indeling {m} {t} kan uiteraard nooit een strikte indeling zijn en is slechts indicatief, de
              feitelijke betekenis kan verschillen per situatie.
              Een gebeurtenis, bv. een actie, heeft invloed op een oneindig groot aantal gevolgen, waarbij de
                  gebeurtenis, in relatie tot elk gevolg, meewerkend of tegenwerkend kan zijn.

           {m}/{t} heeft betrekking op wat/wie de actie ondergaat, waarbij binnen de woordenlijsten, ten
                   behoeve van de eenvoud van de indeling, maar niet op grond van een altijd vanzelfsprekend
                   verband, in een lijst kan worden aangetroffen:
                   - oorzaak
                   - methode/middel, bijvoorbeeld wilsvormen
                   - effect/gevolg/resultaat/uitkomst

           {m}/{t} verschillend kan zijn, {m} of {t}, per situatie en per:
                   -                   object dat de gevolgen ondervindt
                   - subobject van een object dat de gevolgen ondervindt

           BEGIN grootte groot en vergroten

                 - De 4 basiskenmerken worden ingedeeld naar 4 typen grootten, namelijk:
                   {:>} =    groot
                   {:<} =    klein
                   {:=} =   gelijk
                   {:!} = ongelijk

                   Een groot belang is   belangrijk en wordt initieel gelabeld met {:>}
                   Een klein belang is onbelangrijk en wordt initieel gelabeld met {:<}

                 - Vergroten wordt beschouwd als {m} waarbij de vergroting betrekking heeft op het onderwerp
                   (object/lichaam) dat de vergroting ondergaat.
                   Het vergroten  krijgt dan initieel het label {m}
                   Het verkleinen krijgt dan initieel het label {t}
                   Dit geldt ook voor het vergroten van de wil, bv. i.d.v.v. aanmoedigen.
                   Zie lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen} <-> lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}

                   Wanneer echter "vergroten" of "het aanmoedigen" nader wordt aangeduid , dan zal de nadere
                   aanduiding het label bepalen.
                   De aanduiding "angst" geeft aan dat sprake is van het "tegenstaan" van het onderwerp
                   waar de angst op gericht is en daarmee op het tegenwerken van het onderwerp waar de
                   angst op gericht is.
                   Vandaar de labels {t} en {m} in bijvoorbeeld:
                   lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}{angst} <-> lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{moed}

           END   grootte groot en vergroten

           BEGIN wilsvormen/wilstypen {houden_van} en {tegenstaan}

                 Wilsvormen/wilstypen kunnen in beginsel betrekking hebben op alle begrippen en dus ook op
                    alle woordenlijsten.

                 De termen {houden_van} en {tegenstaan} kunnen worden beschouwd als een basale indeling van
                    wilsvormen, welke een invloed hebben op een actie, deze invloed kan zijn:
                    - meewerken   {m}
                    - tegenwerken {t}

                 Gekozen is om {houden_van} en {tegenstaan} in te delen conform {m} en {t}, hoewel er geen
                      sprake hoeft te zijn van een actie en/of gevolg, niet elke wilsvorm wordt gevolgd door
                      een actie of gevolg, niet elke behoefte, gebrek, nood, wens wordt omgezet in een actie
                      met een gevolg.

                 Al lezende in de woordenlijsten zou de indruk gewekt kunnen worden dat {m} of {t} soms
                     een morele betekenis heeft, maar de echte betekenis is echter:
                         - {m} = voordelig, gezond, stimulerend op het resultaat van de acties.
                         - {t} =   nadelig, schadelijk, remmend op het resultaat van de acties.

                 De wilsvormen zijn alijd {m} of {t} en komen slechts deels overeen met de reguliere {m} - en {t}
                    lijsten, omdat wilsvormen oneindig veel uitgebreider zijn dan de meer expliciete {m} - en {t}
                    lijsten.
                 De wilsvormen staan in alle lijsten en staan deels ook in aparte woordenlijsten met de
                    titelaanduidingen {houden_van} of {tegenstaan}.

                 Het "houden van" impliceert ook een "tegenstaan" m.b.t. het bedreigen van het "houden van".
                 Het "tegenstaan" impliceert ook een "houden van" m.b.t. het tegengaan van het "tegenstaan".
                 Bij bijvoorbeeld een persoonlijke euthanasiewens hoort het tegenstaan van het persoonlijke leven
                     van het moment.

                 Gekozen is om een tekort i.d.v.v. bijvoorbeeld -gebrek -behoefte -honger -nood, in te delen bij
                 {houden_van}, namelijk "houden van" datgene waar een tekort van is.
                 Indien -gebrek de betekenis heeft van dysfunctioneren, wordt -gebrek ingedeeld bij {tegenstaan}.

                 - Bij {t}{tegenstaan} gaat het om een afkeer van alles wat (naar verwachting) fout functioneert.
                 - Bij {t}{houden_van} gaat het om een voorkeur die fout uitpakt voor wie de actie ondergaat.
                 - Bij {m}{houden_van} gaat het om een voorkeur die goed uitpakt voor wie de actie ondergaat.

                 Het is vaak niet altijd goed mogelijk om een wil in te delen bij {m} of {t}, dat hangt vaak
                     samen welke aspecten van de gevolgen worden belicht, zoals bijvoorbeeld bij spel of sport,
                     waar soms, vaak of altijd ook sprake is aan schade aan de omgeving.

                 {t}{tegenstaan} samenstellingen, globaal (dus niet altijd):

                     -afkeer

                     -angst     w.o. laf/schuchter/verlegen
                     -druk
                     -fobie
                     -neurose
                     -schuw
                     -vrees

                     -haat      w.o. afgunst/boos/jaloezie/kwaad/nijd/wrok

                     -gebrek   (als dysfunctioneren/stoornis)
                     -stoornis

                 {t}{houden_van} samenstellingen, globaal (dus niet altijd):

                     -verslaving
                     -ziek

                 {m}{houden_van} samenstellingen, globaal (dus niet altijd):

                     -aficionado
                     -activist
                     -animal
                     -beest
                     -begeerte
                     -behoefte
                     -bejag
                     -belang
                     -belustheid/-belust
                     -bereidheid/-bereid
                     -besitas
                     -brand
                     -directief
                     -drang
                     -drift
                     -drive
                     -droom
                     -dwang
                     -eis
                     -fan
                     -fantasie
                     -filie/-fiel
                     -gading
                     -geaardheid/-geaard
                     -gebrek (als tekort)
                     -geest/-geestig
                     -geilheid/-geil
                     -gek
                     -genoegen
                     -genot
                     -gerichtheid/-gericht
                     -getrouwheid/-getrouw
                     -gevoel
                     -gezindte
                     -gierig
                     -gloed
                     -graagte/-graag
                     -gril
                     -hart/-hartig
                     -honger
                     -hoop
                     -humeur
                     -ideaal
                     -ijver
                     -impuls
                     -instinct
                     -jeuk
                     -junk
                     -keus
                     -keuze
                     -koorts
                     -kriebel/-kriebels
                     -liefhebber
                     -liefde
                     -lievendheid/-lievend
                     -lust/-lustigheid/-lustig
                     -machine
                     -manie
                     -mens
                     -min
                     -mind
                     -minnaar/-minnares
                     -minnendheid/-minnend
                     -moed/-moedig
                     -monster
                     -motief
                     -natuur
                     -nijd
                     -nood
                     -obsessie
                     -oogmerk
                     -plan
                     -reflex
                     -roeping
                     -seks
                     -sentiment
                     -smaak
                     -stemming
                     -strelendheid/-strelend
                     -tekort
                     -toon
                     -verlangen
                     -verslaving
                     -vriend
                     -vuur
                     -waan
                     -waanzin
                     -wens
                     -wil
                     -woede
                     -ziek
                     -ziel
                     -zin
                     -zinnigheid/-zinnig
                     -zoekend
                     -zoeker
                     -zot
                     -zucht/-zuchtigheid/-zuchtig

           END   wilsvormen/wilstypen {houden_van} en {tegenstaan}

   END   meewerken en tegenwerken

   BEGIN patronen

   Het herkennen - en toepassen van patronen, in tijd en ruimte, is een wezenlijke eigenschap om zichzelf
       staande te kunnen houden.

   Hieronder wordt ingezoomd op de aspecten van: (mate van) gelijkheid per M R T E.

   - M               waar = (mate van) gelijkheid van gedaante            tussen werkelijkheid en informatie.
   - R             deel C = (mate van) gelijkheid van    plaats           tussen A en B. (C komt in A D en B).
   - T binnenverplaatsing = (mate van) gelijkheid van verplaatsen         tussen input en output.
   - E          meewerken = (mate van) gelijkheid van gedaanteverandering tussen oorzaak en gevolg.

   - E bestaat uit 4 x T ; T bestaat uit 4 x R ; R bestaat uit 4 x M ; M bestaat uit 4 x E_sub

   - "De mate van" houdt in: "de omvang van" alsook "de soort van", dus "aantal" en "eenheid".

   - Verschijnselen kunnen (on)gelijktijdig worden beschouwd/gedacht/ingebeeld/voorgesteld als:
                    - onveranderlijke verschijnselen
                    -   veranderlijke verschijnselen.

     Bij de indeling materie (M~NN) en  ruimte (R~NW) gelden de betekenissen van de kenmerkende
         woorden als relatief onveranderlijk.
     Bij de indeling    tijd (T~WN) en energie (E~WW) gelden de betekenissen van de kenmerkende
         woorden als relatief   veranderlijk.

     Afhankelijk hoe we naar een ding/gebeurtenis kijken, kan een ding/gebeurtenis voorgesteld
         worden als:
         - een onveranderlijk object -> kenmerken M of R
         - een   veranderlijk object -> kenmerken T of E

     M en R lijken sterk gerelateerd aan ruimte en onveranderlijkheid.
     T en E lijken sterk gerelateerd aan tijd   en   veranderlijkheid.

   - Onderscheid geheel en deel in:
                 verzameling      <-> element
                 kenmerk(naam)    <-> kenmerkgrootte/kenmerkwaarde

   END   patronen

   BEGIN kolommen woordenlijsten

     De woordenlijsten bestaan uit 3 kolommen:
     - kolom 1: werkwoorden              (ww)
     - kolom 2: zelfstandige naamwoorden (zn)
     - kolom 3: bijvoeglijke naamwoorden (bn)
                bijwoorden               (bw)
                voorzetsels              (vz)
                voegwoorden              (vw)

     De woorden onder M en R die het meest de betekenis van de indeling benaderen, betreffen veelal
        zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.
     De woorden onder T en E die het meest de betekenis van de indeling benaderen, betreffen veelal
        werkwoorden en bijwoorden.

   END   kolommen woordenlijsten

   BEGIN informatie

         - Wat we denken te weten over de werkelijkheid betreft altijd informatie.

         - De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan de wijze waarop wij de werkelijkheid beschouwen,
              dat geldt uiteraard ook voor de uiterst versimpelde relaties van het MRTE-indelingsmodel.

         - informatie = een model van - of verwijzing naar een ander object.

         - informatie = (in brede/ruime zin) alles met een relatie.
                        Informatie verwijst/refereert/is_een_relatie naar iets anders.

         - informatie = de al dan niet werkende of gewerkte mogelijkheid van een fenomeen/object om
                        iets te kunnen veranderen oftewel invloed of verwevenheid te hebben
                        (een gevolg van verplaatsingen).

         - Schematisch:
           -                           de 'werkelijkheid' bestaat uit 'relaties tussen objecten', w.o. kenmerken.
           -    informatie = model van de 'werkelijkheid'.
           - -> informatie = model van                                'relaties tussen objecten': (on)waar.

         - informatie = (in    beperkte zin) het verplaatste deel C tussen bron/zender A en bereik/onvanger B.
                        Bij verplaatsing van deel C tussen bron/zender A en bereik/onvanger B is sprake van
                            communicatie.
                        Informatie in beperkte zin is dan ook informatie die wordt gebruikt binnen communicatie.
                        Een grotere mate van informatie komt voor binnen de indelingen van E omdat het bij E gaat
                            om zeer complexe samenhangende verplaatsingen, zoals oorzaak, gevolg, werkwijze.
                        Informatie in beperkte zin/betekenis is richtinggevend (C/D) of sturend (m/t).
                        Informatie in beperkte zin/betekenis houdt altijd verandering in.
                        Informatie in beperkte zin/betekenis biedt levende wezens een kijk op de werkelijkheid.

         - Elke fase/stadium uit de T-indeling kun je ook beschouwen als E_in_T:
             1.  m.b.t. verleden:    na-model=input-model (beschrijvend)               ~ informeren als waarnemen
                                                                                               of gestuurd worden
             2a. m.b.t.       nu:                geheugen (opslag)
             2b. m.b.t.       nu:            creativiteit (voorschrijvend/planmaking)
             3.  m.b.t. toekomst: voor-model=output-model (richting aangevend/sturend) ~ informeren als meedelen
                                                                                                  of (aan)sturen

         - Informatie bestaat uit voor-modellen en/of na-modellen van de statische - en/of dynamische -, al dan
           niet bestaande werkelijkheid en kan als plan/programma worden gebruikt voor het sturen van
           denkbare/maakbare nieuw te vormen werkelijkheden.

         - Informatie kan worden opgeslagen in geheugen, informatie betreft dan: bestemd om te informeren.

         - Informatie "overbrugt" tijd en ruimte: met informatie kun je:
                      - dichtbij halen/kijken wat ver weg  is in tijd en ruimte
                      - ver weg  zetten       wat dichtbij is in tijd en ruimte
                      - versnellen, vertragen en stilstaan in de tijd
                      - bewaren in hart/gevoel en gedachten wat er niet meer is

         - Informatie in beperkte zin/betekenis is het verplaatste deel C tussen bron/zender A en bereik/onvanger B
                      met een betekenis (oorzaak) en gevolg).
           Informatie in beperkte zin/betekenis houdt daarom altijd verandering(en) in: plaatsverandering en
                      gedaanteverandering.
           Een verplaatst deel veroorzaakt alleen al als gevolg van de verplaatsing een gedaanteverandering,
               daarnaast kan een verplaatst deel in beginsel ook nog andere gedaanteveranderingen teweegbrengen
               als gevolg van vervolgactiviteiten, bijvoorbeeld interpretatie door de ontvanger.

         - Net zoals we vermoeden dat de werkelijkheid bestaat uit objecten en relaties/kenmerken, heeft
                                      informatie ook betrekking op objecten en relaties/kenmerken.

       - Informatie bij mens en dier

         - Het begrip informatie is van toepassing op levende en niet-levende objecten.
           In onderstaande alfabetische lijst geldt de rechterkolom als het informatiebegrip ten opzichte van het
              begrip op dezelfde regel in de linkerkolom, omdat het rechterbegrip veranderlijker is.

                   ______________________________________________________________________

                   relatief onveranderlijk/vast <-> veranderlijk/los
                   ______________________________________________________________________
                                          aards <-> kerkelijk
                                        actueel <-> potentieel
                                       bestaand <-> niet-bestaand
                                       concreet <-> abstract
                                      doewereld <-> denkwereld
                                           echt <-> spel
                   feitelijkheid/feit/feitelijk <-> denkbeeldigheid/denkbeeld/denkbeeldig
                                        fysisch <-> metafysisch
                                       hardware <-> software
                             intuïtie/intuïtief <-> analyse/analytisch
                                     letterlijk <-> figuurlijk/overdrachtelijk
                            lichaam/lichamelijk <-> zintuigen/zintuiglijk
                                       lichamen <-> communicatie/stromen/transporten
                                     natuurlijk <-> bovennatuurlijk
                         niet_verplaatste_delen <-> verplaatste_delen
                                     non-fictie <-> fictie
                                       praktijk <-> theorie
                                      real_life <-> no_real_life
                        realiteit/werkelijkheid <-> model/informatie
                                     stoffelijk <-> onstoffelijk
                                       tastbaar <-> ontastbaar
                                     uitvoering <-> oefening
                                vlees/vleselijk <-> geest/geestlijk
                                         voelen <-> denken/ratio/intellect/cognitie
                                      werkelijk <-> onwerkelijk
                   ______________________________________________________________________

       - De informatie vanuit een bron wordt door mens en dier ontvangen via de zintuigen en betreft
         beeld/licht, geluid, reuk, smaak of tast, in de regel blijft het object hetzelfde.
         Onze wereld bestaat voor een groot deel uit beeld en geluid, makkelijk en snel verplaatsbare
         deeltjes (C) die ons informeren zonder dat de zender (A) of vervanger (B) wezenlijk veranderen.

       - Informatie voor mens en dier kan (in)direct een betekenis overdragen en/of aanzetten tot actie.

       - Een bijzondere vorm van informatie of model van de werkelijkheid is een "conceptueel model
         van de werkelijkheid", namelijk een model van de werkelijkheid die gevormd is als gevolg van
         het (vermeende) begrijpen van de werkelijkheid binnen onze hersenen en de communicatie
         daarmee/daarover.
         We zijn als (mens)dieren in staat om conceptuele modellen van de werkelijkheid te vormen in
         onze hersenen, waarover en waarmee we kunnen communiceren met andere (mens)dieren.

       - Elk bestaand iets kan worden beschouwd als werkelijkheid gedurende een bepaalde periode,
         ook informatie, bv. een gedachte, ook al strookt de gedachte niet met de werkelijkheid,
         de gedachte zelf bestaat wel en is daarmee werkelijkheid.
         Echter, informatie (bestaande uit modellen) kan nooit hetzelfde zijn als datgene waar het naar
                 verwijst en informatie is in dat opzicht onwerkelijkheid.

       - Informatie kan wel of niet worden waargenomen.

       - Informatie in de brede zin/betekenis kan wel of niet als informatie bedoeld zijn, alsook wel
         of niet als (verplaatste) informatie gebruikt worden.
         Voor de definitie van informatie maakt het dus niet uit of het informatie-object is
         neergezet/uitgezonden om te informeren of dat het informatie-object wordt gebruikt als
         (verplaatste) informatie.

       - Informatie raakt letterlijk en figuurlijk.

       - Mens en dier zijn sterk gericht op informatie met zintuigen en denkvermogen.
         We kunnen de werkelijkheid alleen kennen via zintuigen.
         We herkennen zaken m.b.v. zintuigen licht geluid geur smaak gevoel:
            zaken geven signalen/deeltjes af die niet de zaken zelf zijn.

       - Informatie vervormt de werkelijkheid zelf niet, maar kan wel vervormend zijn voor ons
              beeld_van/indruk_van de werkelijkheid.

       - Informatie is wat is snel en breed voortplant in tijd en ruimte.

       - Informatie lijkt telkens het belangrijkste deelkenmerk per basiskenmerk.
         Informatie maakt deel uit van de communicatie tussen objecten, informatie verbindt
              de deelkenmerken binnen elke basiskenmerk en verbindt tussen basiskenmerken.

       - Alle dingen dragen de 4 typen kenmerken van informatie = deelkenmerken_van_informatie,
              ongeacht of het object wel - of niet met opzet bestemd is om (louter) informatief
              te zijn.

       - BEGIN Informatie per kenmerk MRTE

         Binnen onze leefwereld kunnen we meest basaal onderscheid  maken tussen (relatief):
         - veranderlijk/beweeglijk/los en onveranderlijk/onbeweeglijk/vast
         -             binnen/inwendig en buiten/uitwendig

         De functie van de min of meer vaste structuren is het bieden van een
                           min of meer vaste structuur, houvast en bescherming  voor verschillende
                           wel/niet levende lichamen.
         De functie van de min of meer losse structuren is het bieden van een
                           transporten, stromen, uitwisselingen, communicatie tussen verschillende
                           wel/niet levende lichamen.

         Bij communicatie wordt informatie getransporteerd.

         Het MRTE-indelingsmodel biedt een kader bieden voor het begrip "informatie".

         Per kenmerk M R T E kan een deelkenmerk worden aangemerkt welke betrekking heeft op de
             eigenschappen van informatie.

         - Informatie per kenmerk M R T E:

           De kenmerken van informatie die altijd gelden, en dus niet-optioneel zijn, zou men bv.
              kunnen noemen:
              -     "essentiële kenmerken van informatie" en/of
              -   "fundamentele kenmerken van informatie" en/of
              -      "inherente kenmerken van informatie" en/of
              -    "intrinsieke kenmerken van informatie" en/of
              - "niet-optionele kenmerken van informatie" en/of
              -  "non-optionele kenmerken van informatie" en/of
              -     "wezenlijke kenmerken van informatie" en/of
              -          "wezenskenmerken van informatie"

              Met de "wezenskenmerken van informatie" zou je een min of meer exacte definitie van
                  informatie kunnen samenstellen.

              De altijd geldende kenmerken van informatie lijken te zijn:
                 - abstract/onwerkelijk (b.v. geluid, beeld, reuk, gevoel, chemie, straling, elektriciteit)
                 - bewegende deeltjes
                 - buiten verplaatsing -> kan in beginsel worden ontvangen/waargenomen
                 - oorzaak (van alles, inclusief kennis)

           Binnen het MRTE-indelingsmodel worden onderstaande 4 kenmerken aangemerkt als de
                  "wezenskenmerken van informatie":

                  M {info}  ~ {onwerkelijkheid}/{onecht} als tegenstelling van {werkelijkheid}/{echt},
                               o.a. beeld, geluid en andere golfverschijnselen
                  R {C}     ~ {verplaatst_deel}
                  T {4}     ~ {externe_verplaatsing} ; in de woordenlijsten veelal als zelfstandige
                                                       naamwoorden bij {2}
                  E {o}     ~ {oorzaak}              ; in de woordenlijsten veelal als zelfstandige
                                                       naamwoorden bij {o}

                  Het MRTE-indelingsmodel betreft een poging om te achterhalen hoe we als mens en dier
                      de door ons ervaren verschijnselen veelal indelen/classificeren in onze
                      waarnemingen, gedachten en uitdrukkingen.
                  Het MRTE-indelingsmodel is een experiment/probeersel en dat geldt dus ook voor de
                      als "wezenskenmerken van informatie" aangemerkte kenmerken.

                  Bij de "wezenskenmerken van informatie" gelden als aandachtspunten onder meer:
                      - wanneer je, losstaande van het MRTE-indelingsmodel, de betekenis/definitie van
                        het begrip "informatie" zoekt, dan komen de binnen het MRTE-indelingsmodel
                        aangemerkte "wezenskenmerken van informatie" ook naar voren als aannemelijk
                      - de wezenskenmerken van informatie gelden uiteraard altijd in een context
                      - informatie kan heel veel meer kenmerken hebben, namelijk ook al die kenmerken
                        die geen wezenskenmerken zijn, maar optioneel

           - Informatie als {info} binnen {M}
                        - {info} binnen {M} zou je kunnen duiden als de {onwerkelijkheid}.
                        - {info} binnen {M} betreft de betekenis van objecten, als verwijzing naar heden,
                                 verleden of toekomst, een mix van beschrijvingen en voorschrijvingen.
                                 De onwerkelijkheid betekent in dit verband dat het bedoelde verschijnsel
                                    verwijst naar iets buiten het verschijnsel in het heden en/of de
                                    toekomst en/of het verleden, het verschijnsel wordt ervaren als
                                    onwerkelijk en kan een (heel) hoog abtractieniveau hebben.
                                    De informatie kan (on)waar zijn, maar bv. ook (zeer) (on)waarschijnlijk
                                    of meer globaal: mogelijk, behorend tot de mogelijkheden.

           - Informatie als {C} binnen {R}

                        - {C} is het verplaatste deel, onmisbaar bij communicatie.

                        - Informatie wordt vaak niet slechts door één deel gevormd, maar door de onderlinge
                          ruimtelijke stand/configuratie/constellatie/structuur van verschillende
                          delen/deeltjes, al dan niet gelijktijdig gevormd.

                        - Informatie bestaat als onderdeel van de beweging, vaak uit lichtdeeltjes,
                          geluiddeeltjes e.a.  golfdeeltjes.

                        - Informatie in de tijd:
                          - te verplaatsen/bewegen     (oorzaak)
                          -    verplaatsende/bewegende
                          -    verplaatste/bewogen     (gevolg)

                        - Informatie = de te verplaatsen - of de verplaatsende - of de verplaatste delen,
                                       {C} in het MRTE-indelingsmodel, veelal beeld-, geluid- of andere
                                       golfdeeltjes, maar ook meer concrete delen/deeltjes.

                        - Het verplaatst deel {C} en en de route {D} kunnen een onderlinge wisselwerking hebben,
                          zoals een rivier, regen of wind het landschap (op den duur) uitslijt.

           - Informatie als {4} binnen {T}

                       - Alle 4 fasen/stadia van T betreffen enkel verplaatsingen van C, dus zowel de input,
                              de binnenverplaatsing, de output en de buitenverplaatsing van T betreffen enkel
                              verplaatsingen.
                              - C is het verplaatste deel en enkel als zodanig is C informatie, omdat C als
                                  gevolg van de verplaatsing een mutatie-verandering tot gevolg heeft.
                              - C heeft anders dan de verplaatsing niet per definitie ook een informatief
                                  karakter, maar dat kan natuurlijk wel, C bevat niet altijd informatie.

                       - Veelal kan de T-indeling moeilijk los beschouwd/gezien worden van de E-indeling,
                         de werkelijkheid kan veelal beter worden beschreven als een E_in_T-indeling.

                       - In de woordenlijsten staat informatie onder T dikwijls vermeld onder denken {2} tussen
                            waarnemen {1} en uiten {3}, maar niet {2} maar {4} is een deelkenmerk_van_informatie
                            van T.
                            Toelichting:
                              We ervaren de werkelijkheid van onze omgeving {4} alleen binnen onze {2}.
                              De voor ons gevoel meest echte werkelijkheid, speelt zich af binnen ons bewustzijn,
                                 dus binnen {2}, waar {4} dus geen deel van uitmaakt en derhalve kan {4} alleen
                                 gekend worden als informatie en daarmee is {4} een deelkenmerk_van_informatie.
                                 De fase "evaluatie" betreft de gebeurtenissen naar -, binnen - en uit de
                                 omgeving, voornamelijk fase {4}, maar kan alleen, al dan niet bewust, gekend of
                                 ervaren worden binnen onze {2}.
                              Het doel/opzet van het bepalend/metend/waarnemend orgaan/instrument is de
                                  registratie van de werkelijkheid buiten het bepalend/metend/waarnemend
                                  orgaan/instrument, namelijk stadium {4} van kenmerk T.
                                  Stadium {4} is de buitenverplaatsing.
                                  Stadium {4} is strikt genomen alleen buitenverplaatsing, maar kan niet los
                                              gezien worden van alle gebeurtenissen binnen stadium {4}, namelijk
                                              als E_in_T.
                                  Stadium {4} is datgene wat zich buiten het bepalend/metend/waarnemend
                                              orgaan/instrument afspeelt of heeft afgespeeld.
                                  Stadium {4} kan alleen gekend worden als informatie.
                                  Stadium {4} als een "wezenskenmerk van informatie" betreft het onderwerp waarop
                                              de informatie betrekking heeft.
                                  Stadium {4} is het moment dat iets gekend kan worden door een ander object
                                  N.B. Uiteraard beweegt informatie zich over alle stadia {1} {2} {3} {4}, maar
                                       {4} als een "wezenskenmerk van informatie" betreft het onderwerp waarop de
                                       informatie betrekking heeft.

           - Informatie als {o} binnen {E}

                        - Informatie heeft het vermogen tot veranderen, hetzij door verplaatsing van zichzelf,
                                     hetzij door het aanzetten tot andere verplaatsingen en daardoor plaats- en
                                     gedaanteveranderingen.
                                     Informatie raakt letterlijk en figuurlijk.
                                     Informatie als oorzaak heeft gevolgen, het gevolg kun je ook aanduiden
                                     met de term "betekenis", de betekenis kan bv. zijn:
                                     - informatieopslag in een geheugen
                                     - (in)directe acties

         - Hoe kunnen we weten wat werkelijkheid is en wat informatie is?

           Hieronder staan de corresponderende kenmerken van "informatie" en
                                               kenmerken van het MRTE-indelingsmodel als voorbeeld hoe de
                                               natuur ons "informatie" zou kunnen laten herkennen,
           __________________________________________________________________________________

           informatie als deelkenmerken (1 van 4) van de 4 basiskenmerken
           __________________________________________________________________________________

           kenmerk                    deelkenmerk_van_informatie deelkenmerkcode configuratie
           __________________________________________________________________________________

                 M                               onwerkelijkheid          {info}        bu-bi
                 R                               verplaatst_deel             {C}        bi-bi
                                                                                         <->
                 T  verplaatsing_buiten_het_beschouwde_onderwerp             {4}        bu-bu
                 E                           veroorzaker/oorzaak             {o}        bi-bu
           __________________________________________________________________________________

           - Je zou bovenstaande deelkenmerken van informatie, als 1 van de 4 deelkenmerken van een
                basiskenmerk, misschien kunnen zien als:
                - een extra bindend aspect tussen  de basiskenmerken
                - een extra bindend aspect binnen een basiskenmerk

           - Je zou bovenstaande deelkenmerken_van_informatie, als 1 van de 4 deelkenmerken van een
                basiskenmerk, als symbool kunnen voorstellen met een O teken (cirkel/lus/ring) aan
                1 van 4 takken van een basiskenmerk (voorgesteld door een + teken):

                -  +   voorstellende een vier-takken-symbool, voorstellende 4 deelkenmerken per basiskenmerk
                -   O  voorstellende een  verbindend-symbool, voorstellende   deelkenmerk_van_informatie
                -> eindsymbool: +O of   O
                                       O+O
                                        O

             Bovengenoemde betekenissen van de symbolen + en O worden verder niet gebruikt in de toelichting.

           - Inversen_van_informatie

             _______________________________________________________________

             informatie en inversen_van_informatie
             _______________________________________________________________

             - basiskenmerk info   inverse_van_info info_bi/bu inverse_bi/bu
             _______________________________________________________________

             - M            {info} {werkelijkheid}  bu-bi      bi-bu
             - R            {C}    {D}              bi-bi      bu-bu
             - T            {4}    {2}              bu-bu      bi-bi
             - E            {o}    {g}              bi-bu      bu-bi
             _______________________________________________________________

           - BEGIN waarom komen deelkenmerken_van_informatie in 4 verschillende configuraties bi/bu voor?

                 - De     kenmerken     M R T E betreffen een   W/N-indeling      (wel/geen verplaatsing)
                   De deelkenmerken van M R T E betreffen een bi/bu-indeling (inwendig/uitwendig)

                 - Binnen M R T E is telkens 1 deelkenmerk_van_informatie in de bi/bu configuraties:

                          - M {info}     bu-bi
                          - R {C}        bi-bi
                          - T {4}        bu-bu
                          - E {o}        bi-bu

                 - Informatie = deelkenmerk_van_informatie ; namelijk: {info} {C} {4} {o}
                                lijkt telkens het belangrijkste deelkenmerk per basiskenmerk M R T E.

                   Informatie maakt deel uit van de communicatie tussen objecten, informatie verbindt:
                              - basiskenmerken
                              - deelkenmerken binnen elke basiskenmerk

                 - Het deelkenmerk_van_informatie i.d.v.v.     bu-bi bi-bi <-> bu-bu bi-bu
                                     heeft een symmetrie bezien vanuit     <->

                 - De indeling van MRTE i.d.v.v.                      M R <-T-> E
                                     heeft een symmetrie bezien vanuit    <-T->
                                              namelijk               4xR in T met 4xE  (met M binnen RTE)
                                              R en E laten zich kennen/passen binnen/in T:
                                              - R als wezenlijk aanwezig aspect van T
                                              - E als  dikwijls aanwezig aspect van T

                 Bovenstaande 2 vormen van symmetrie zijn NIET vergelijkbaar:
                                    je kunt de symmetrie van MRTE i.d.v.v.          R <-T-> E
                       niet vergelijken met de symmetrie van info i.d.v.v. bu-bi bi-bi <-> bu-bu bi-bu

                 Maar stel dat je wilt verkennen welke 4 typen deelkenmerk_van_informatie binnen T
                      (T als kern/midden van (M)RTE) een relatie hebben met de 4 typen van T,
                      (de 4 typen van T zijn T1 T2 T3 T4), enkel op basis van bu-bi bi-bi bu-bu bi-bu?

                      Uitwerking:

                      Interactie tussen ons mensen/dieren als S en onze omgeving:
                                 -        S als info van de waarnemer (beeld/indruk/info van onze omgeving)
                                 - omgeving als de werkelijkheid

                      - T             T1    T2    T3    T4
                        bi/bu      bu-bi bi-bi bi-bu bu-bu
                        info      {info}   {C}   {o}   {4}

                     BEGIN relatie enkel op basis van bi/bu, maar niet op basis van logisch denken

                     T1. bu-bi     M {info}        (symmetrie  heen naar het midden vanaf de    ene buitenkant)
                     T2. bi-bi     R {C}           (symmetrie  heen naar het midden vanaf de    ene buitenkant)
                     T3. bi-bu     E {o} LET OP: E (symmetrie terug naar het midden vanaf de andere buitenkant)
                     T4. bu-bu     T {4} LET OP: T (symmetrie terug naar het midden vanaf de andere buitenkant)

                     END   relatie enkel op basis van bi/bu, maar niet op basis van logisch denken

                     BEGIN veel te ver gezochte verklaring?

                     Interactie werkelijkheid en info

                     T1. nadruk op M {info}: wij (als waarnemer S) kennen      de   werkelijkheid via
                                                                      {info} = de onwerkelijkheid
                     T2. nadruk op R {C}:              analyse  input-{C}  uit de   werkelijkheid
                                                 invloed van geheugen-{C}
                                             maken/klaarzetten output-{C} naar de   werkelijkheid
                     T3. nadruk op E {o}:               S veroorzaakt {o} de nieuwe werkelijkheid
                     T4. nadruk op T {4}:                             {4} de nieuwe werkelijkheid

                     T1. de nadruk ligt op het onbevooroordeeld waarnemen, zonder inmenging van het
                         bevooroordeeld geheugen,
                         alleen afgaan  op het onbevooroordeeld waarnemen is natuurlijk vaak onverstandig
                     T2. de nadruk ligt op de invloed van het bevooroordeeld geheugen bij het
                         waarnemen, nadenken en doen,
                         alleen afgaan  op het   bevooroordeeld  geheugen is natuurlijk vaak onverstandig
                     T3. de nadruk ligt op een (on)volwassen/(on)gezond_verstand balans/evenwicht bij
                         het doen van:
                         - T1. onbevooroordeeld waarnemen
                         - T2.   bevooroordeeld geheugen

                     Bovenstaande indeling en betekenis van T1 T2 T3, hoewel natuurlijk niet exact gelijk, zou
                       je wellicht ook een beetje kunnen terugzien als beeldspraken/metaforen in onderstaande
                       indelingen.
                       Bij een beeldspraak zijn het bedoelde/genoemde en de uitdrukking van het bedoelde/genoemde
                           niet aan elkaar gelijk, maar wel één of meer kenmerkende eigenschappen, bijvoorbeeld
                           in de vorm van een werkwoord, een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
                           Een beeldspraak kan meer indruk maken dan een meer exacte beschrijving van het
                               bedoelde/genoemde, dat wat wij ons concreet kunnen voorstellen lijkt
                               indrukwekkender, een beeld is vaak krachtiger/sterker dan het geschrevene of
                               gesprokene, een grafiek spreekt vaak meer aan dan een tabel.
                               Het nadeel van een beeldspraak kan zijn dan het beeld van een beeldspraak meer
                                   betekent dat de bedoelde kenmerkende eigenschappen die het gemeen heeft met
                                   het bedoelde/genoemde.

                       - T1            - T2     - T3
                       - Kind          - Ouder  - Volwassenen bij de Transactionele analyse = TA =
                                                              OVK-model (persoonlijkheidstheorie en
                                                                  psychotherapeutische behandelmethode)
                       - Heilige geest - God    - Jezus       bij de 3 Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsvoorstellingen
                                                                  in de Christelijke religie.
                       - Geloof        - Liefde - Hoop

                       Men spreekt soms van Goddelijke aanwezigheid/steun bij (extreme)
                           ontzags-, geluks- of succeservaringen, vormen van meewerken:
                           - een grote overwinning           (school, kunst, sport, werk)
                           - direct fysieke genots-
                                    of ontzagservaringen     (drugs, eten, gezondheid, kunst, natuur, seks)
                           - saamhorigheidsgevoel            (gezelligheid, samen optrekken, meedoen, geborgenheid,
                                                              vriendschapsgevoel)

                       Godsverlangen

                           Wat we in de kern willen zou wel eens veel te maken kunnen hebben met
                           wat we in de kern zijn.

                           Voorbeelden van beeldspraken/metaforen voor wie we zijn:
                                       - (informatie)verwerkingseenheid
                                       - rivier
                                       - spons
                                       - machine
                                       - stromingsmodel
                                       - communicatiemodel

                           Wat we willen is onder meer:
                               ______________________________________________________

                               concreet                    abstract
                               ______________________________________________________

                               ruilen/nemen/geven          communiceren
                               ______________________________________________________

                               {1} eten en drinken         waarnemen
                               {2} slapen en verteren      denken
                               {3} doen/werken             uiten
                               ______________________________________________________

                               Onze behoefte aan communiceren, w.o. (gedrag omtrent) voortplanting, dient
                                    onder meer gevoelens van:
                                          - bescherming
                                          - saamhorigheid/gezelligheid
                                          - waardering en troost
                                          - veiligheid

                               Onze behoefte aan communiceren blijkt onder meer uit de communicatie met:
                                    - elkaar
                                      w.o. huisgenoten, verenigingsgenoten, clubgenoten, collega's, familie,
                                           vrienden, direct of via sociale media
                                    - elkaar, ook al lijkt nauwelijks sprake van belangstelling, doorratelen
                                    - robots
                                    - knuffels, poppen, teddyberen                      (vertrouwelijk)
                                    - huisdieren                                        (vertrouwelijk)
                                    - overledenen                                       (vertrouwelijk)
                                    - Godsbeelden, ook lange of korte gebeden (vloeken) (vertrouwelijk)
                                    - fantasiefiguren in spelvormen, w.o. verhalen      (vertrouwelijk)
                                    - figuren in onze dromen                            (vertrouwelijk)
                                    Middels (denkbeeldige) communicatie kunnen we bv. antwoorden, begrip,
                                            oplossingen, waardering en troost vinden.

                       Het lijkt belangrijk om na te denken over
                           Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen.
                           Veel mensen worstelen met het al dan niet bestaan van een God of Goden en de daarbij
                                horende/passende voorstellingen in de vorm van beelden en/of (ook) andere
                                zintuiglijke ervaringen: geluiden, reuken, smaken, gevoelens, mede onder invloed
                                van de angst om (ooit) te sterven.
                                Een eenduidig antwoord lijkt daarop niet mogelijk, maar je kunt natuurlijk wel op
                                verschillende manieren blijven nadenken over verschillende mogelijkheden van het
                                ontstaan - en bestaan van verschillende Godsvoorstellingen.
                                Net als bijvoorbeeld de voorstellingen van typisch mannelijke - en vrouwelijke
                                kenmerken, zijn ook de Godsvoorstellingen sterk door de cultuur bepaald en
                                met de voortdurende cultuurveranderingen ook aan veranderingen onderhevig.

                                Godsvoorstellingen zijn beperkt tot de manier waarop wij als mensen voorstellingen
                                kunnen maken en die beperkingen betreffen ook onze zintuigen, we kunnen als mensen
                                denken aan beelden, geluiden, reuken, smaken en gevoelens.
                                Onze Godsvoorstellingen zijn beperkt tot wat we kunnen bedenken en wat we bedenken
                                is beperkt tot wat we zintuiglijk (zouden) kunnen ervaren, ook Godsvoorstellingen
                                zijn menselijke bedenksels voor fenomenen die we (in beginsel) (zouden) kunnen
                                ervaren.

                                Denkbaar/voorstelbaar is bijvoorbeeld ook dat onze verschillende Godsvoorstellingen
                                verband houden met - en/of metafoor en/of archetypisch zijn voor onbegrijpelijke
                                en/of ongrijpbare en/of moeilijk te doorgronden fenomenen/verschijnselen en/of
                                vragen, bijvoorbeeld levensvragen:

                                - uitwendig: natuurverschijnselen, kosmische verschijnselen
                                             denk bv. ook aan: - de stem van de donder
                                                               - de stem van de orkaan
                                                               - de stem van de zee
                                                               - de stem van de wind
                                - inwendig:  basaal menselijke/dierlijke interacties tussen ons denken en de
                                             werkelijkheid.

                                Het begrijpelijker en grijpbaarder voorstellen van onbegrijpelijke - en ongrijpbare
                                    fenomenen/verschijnselen door middel van vermenselijking (hogere wezens), biedt
                                    mogelijkheden voor meer hanteerbare communicatie en meer hanteerbare omgang:
                                    tegenover extreme wanhoop biedt de voorstelling van hogere wezens: de hoop of het
                                    uitzicht op "verlossing"/"verlichting"/troost in de vorm van een geruster geweten:
                                             - genoegdoening voor      ons aangedaan leed      en/of
                                             - vergeving     voor door ons aangedaan leed
                                                             (van bezwaard geweten naar een zuiverder geweten)
                                             herkenbaar - en vertrouwd als
                                             verlichtingsmomenten/verzuchtingsmomenten/troostmomenten
                                             binnen basale, bekende en vertrouwde relaties:
                                             -        kind versus ouder
                                             - meester/juf versus leerling
                                             -      herder versus kudde
                                             -        heer versus dienaar/knecht
                                             -   werkgever versus werknemer

                                Levensvragen/levensmysteries kunnen betrekking hebben op bv.
                                - religies, God/goden, engelen en hun al dan niet bemoeienis met onze wereld
                                - intelligent(er) leven in de ruimte en hun al dan niet bemoeienis met onze wereld
                                - wisselwerkigen tussen lichaam en geest
                                - (on)vrijheid van waarnemen, denken en doen ; wel/geen toeval
                                - leven en dood
                                - vergankelijkheid en eeuwigheid
                                - ethiek, loyaliteit/gemeenschapszin/verbondenheid, goed en kwaad,
                                - zingeving doel/zin van het leven
                                - de natuur/kenmerken van de fenomenen
                                - vertroebeling van integer waarnemen, denken en doen door bv.:
                                    - belangenverstrengeling
                                    - blikvernauwing/kokerblik/kokervisie/tunnelblik/tunneleffect/tunnelvisie
                                    - blinde vlekken
                                    - cultuur
                                    - dogma's
                                    - ethiek (goed en kwaad)
                                    - gekleurde brillen
                                    - partijdigheid
                                    - stemmingmakerij
                                    - taboes
                                    - vooringenomenheid

                                We worden deels autonoom bestuurd/geleid door ons lichaam en we kunnen veel
                                   (aangeleerde) dingen weinig bewust doen, we weten dan niet altijd waar deze
                                   besturing/geleiding vandaan komt, ons lichaam lijkt over ons te waken, denk
                                   bijvoorbeeld aan:
                                         - dingen aanvoelen
                                         - hartslag
                                         - intern kompas
                                         - reflexen
                                         - stoelgang
                                         - tijdgevoel ; biologische klok

                                   We geven uiting aan de meer- en minder begrijpelijke fenomenen door veilige
                                   spanning, ontlading en plezier te beleven aan verschillende door ons
                                   geregiseerde - en gecontroleerde spelvormen, w.o. rituelen.
                                   In het spel mijden we de werkelijkheden en kunnen we leren van- en plezier
                                      beleven aan fantasie werkelijkheden, die we makkelijker kunnen hanteren.
                                   Fantasie werkelijkheden kunnen ook ten goede of ten kwade worden ingezet voor
                                            bijvoorbeeld: politieke -, economische -, (geestelijke) zorg -,
                                                          machts - of gezagsdoeleinden.

                       De binnen dit kader geschetste Godsvoorstellingen zijn afkomstig van een probeersel met
                          een geringe onderbouw, slechts een verkenning met als uitgangspunten en werkwijzen:

                            - 4 deelkenmerken_van_informatie, 1 deelkenmerk_van_informatie per basiskenmerk (MRTE):
                                 M      R   T    E
                                {info} {C} {T4} {o}

                            - symmetrie tussen de basiskenmerken:                R <-T-> E
                              symmetrie tussen de basiskenmerkgrootten: bu-bi bi-bi <-> bu-bu bi-bu

                            - de 4 deelkenmerken_van_informatie laten passen op het in het midden gelegen
                                 basiskenmerk T m.b.v. de bi/bu indeling

                            - Per T binnen de T-indeling = T-fasen = T-stadia ( = T1 T2 T3 T4 = {1} {2} {3} {4} )
                                  de nadruk leggen op het bijpassende deelkenmerk_van_informatie

                       Onderscheidbaar lijken 2 verschillende middens van 3 van 4:

                                   - midden van de 4 basiskenmerken       = T
                                   - midden van de 4 basiskenmerkgrootten = T2

                                   ________________________________________________

                                                    midden               op afstand
                                   ________________________________________________

                                       MRTE:  R      T      E             M
                                   midden T: {1}    {2}    {3}           {4}
                                   ________________________________________________

                                   Voorgesteld als kruis:

                                                        {1}
                                                     R T{2} E
                                                        {3}

                       Fase/stadium {4} is de inverse van stadia {1} {2} [3}.
                       Zou M wellicht ook de inverse kunnen zijn van R T E?
                           M staat voor de wisselwerking {werkelijkheid} {informatie} en in die zin lijkt deze
                             gedachte goed denkbaar.

                       Hoewel niet direct logisch, is het wellicht wel aardig om te verkennen hoe de verschillende
                              typen info per M R T E zouden kunnen passen binnen T op basis van bi/bu:

                                   midden T: {1}    {2}    {3}               {4}
                                      bi/bu: bu-bi  bi-bi  bi-bu             bu-bu
                                       info: {info} {C}    {o}               {4}
                                       MRTE:  M      R      E                 T

                                   -> T1 ~ {info} : nadruk op de overgang werkelijkheid -> info bij waarnemen
                                      T2 ~ {C}    : nadruk op de beweeglijkheid van {C} van:
                                                           waarneming-geheugen-plannen
                                      T3 ~ {o}    ; nadruk op de eigen inbreng {o} in de werkelijkheid

                       De onder de tijdsfasen T1 T2 T3 T4 ondergebrachte acties zijn natuurlijk nooit gelijk aan
                                              T1 T2 T3 T4, want de T-indeling is slechts een indeling in
                                              kenmerken, namelijk tijdsfasen/stadia

                       Waarom zouden we als mens beeldspraken/metaforen willen hebben voor de kern van ons mens
                              zijn?

                              De Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen lijken op
                                 beeldspraken/metaforen voor de archetypen van het mens- of dier zijn, namelijk de
                                 zindelijke basiscyclus van ons bestaan, namelijk:
                                    T1 = {1} = zindelijk waarnemen
                                    T2 = {2} = zindelijk denken    (over waarnemen, geheugen en doen)
                                    T3 = {3} = zindelijk doen
                                    T4 = {4} = inverse T[1-3]

                                 De kernboodschap, die lijkt te spreken uit de Godsgedaanten, is dat we zelf het
                                    onderdak - of de ruimten zijn en bieden voor de basale aspecten van ons mens
                                    zijn, met de nadruk op "zelf": zelfondervindend, zelflerend, zelfdoend, zelf
                                    instandhoudend, metaforische Godsgedaanten zouden bijvoorbeeld ook de
                                    zindelijke waarden waarden kunnen zijn van ons mens zijn, onder meer verwoord
                                    als: Hoop, Geloof en Liefde.
                                    Onder zindelijk zou je in dit verband kunnen verstaan:
                                          zowel ethisch (goed en kwaad) als rationeel zuiver.
                                    Daarmee hebben we nog geen goede omschrijving, want de begrippen goed en kwaad
                                    laten zich moeilijk vangen in een definitie, wel gaat het om een eerlijke
                                    benadering, wat betreft helder denken en een eerlijke/sociale benadering van
                                    elkaar en van onze gehele leefomgeving.
                                    Een (on)eerlijke/asociale benadering slaat vroeg of laat terug op onszelf en/of
                                    op ons nageslacht.
                                    We kunnen lang niet alle (levens)vragen eenduidig beantwoorden, veel komt
                                    telkens opnieuw aan op eigen inzicht en (ervarings)kennis.

                              Nadenken over Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen
                                  lijkt van belang mede op de invloed die dit nadenken heeft op ons:
                                        - waarnemen, we zijn geen tabula rasa en we zijn vaak bevooroordeeld
                                                        en dat wat we geloven kleurt onze waarnemingen
                                        - denken:    wat is leven? wat is dood?
                                                         is er een vorm van leven na de dood?
                                                         wat is belangrijk?
                                        - doen:      kunnen onze eigen waarnemingen en andere informatiebronnen
                                                            ons helpen in de vele veranderende situaties waarin
                                                            we ons begeven?

                              Het menselijk bestaan draait om evenwichtige meewerking met onszelf en met onze
                                  omgeving: eerlijkheid/loyaliteit/solidariteit/saamhorigheid/rechtvaardigheid.
                                  De kern van het leven en het centrale thema in verhalen zijn de wisselende
                                     loyaliteiten jegens onszelf en onze omgeving in wisselende omstandigheden,
                                     waarbij gevoelens een prominente rol spelen, zoals liefde, verliefdheid,
                                     angst, jaloezie, schaamte, haat, boosheid, wrok, afkeer, lust, verveling,
                                     vreugde en verdriet.
                                     Uit zelfbescherming houden we een deel van die gevoelens en aansluitende
                                         gedragingen geheim/verborgen voor elkaar, maar dat geheime deel kan
                                         op gegeven momenten de aanleiding zijn voor conflicten met jezelf of
                                         met je omgeving.

                           BEGIN kenmerken van de Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvoorstellingen

                                 Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen kunnen
                                    binnen geloofsgroep, ruimte, tijd, situatie verschillende vormen aannemen,
                                    God of goden als bv.:
                                        - voor een persoon of
                                          voor een persoonlijke groep (stam/bevolking) of
                                          voor iedereen
                                        - met enkele krachten/machten/vermogens
                                              (polytheïsme/veelgodendom of heiligen en/of
                                          met   alle krachten/machten/vermogens (monotheïsme).
                                        - concreet, voorstelbaar, zichtbaar (bv. beelden) of
                                          abstract, niet of moeilijk voorstelbaar/zichtbaar
                                        - wel of niet aanspreekbaar en bevraagbaar

                                 Om relaties te leggen tussen verschillende objecten is vooraf geen grote
                                    gelijkheid tussen die objecten vereist, enkel een aantal overeenkomstige -
                                    en bij voorkeur kenmerkende eigenschappen.
                                    Wanneer we communiceren over
                                    - Godsbeelden
                                    - Godsbegrippen
                                    - Godsbeschouwingen
                                    - Godsgedaanten
                                    - Godsgestalten
                                    - Godsideeën
                                    - Godsvisies
                                    - Godsvoorstellingen
                                 maakt het niet uit welk persoonlijk - of groeps Godsbeeld je aanhangt of bij
                                     voorkeur hebt, om enkele overeenkomstig kenmerkende eigenschappen te
                                     kunnen bespeuren met andere fenomenen.

                                 Wanneer je tegen iemand zegt: "je bent een kei" of "je bent een lul" of
                                                               "je bent mijn roosje" of "je bent mijn godin"
                                                                dan zal niemand deze vergelijking letterlijk nemen.
                                                               Een beeldspraak betekent:
                                                               - "je bent        (voor mij) als een ..."
                                                               - "je gedraagt je (voor mij) als een ..."
                                                               Een beeldspraak heeft als doel: indruk te maken en
                                                                   daardoor te beklijven, dus onthouden te worden.

                                 De betekenis van de begrippen God en Duivel zouden we kunnen zien als metaforen
                                    voor de weinig - tot geen bewuste en/of onbegrijpbare en ongrijpbare
                                    (zintuiglijke) indrukken/ervaringen van ons inwendige en uitwendige bestaan,
                                    waarvan een deel zich autonoom voltrekt.
                                    Deels niet door ons onderscheidbaar als goed (God) en kwaad (Duivel), zou de
                                          aanwezigheid van God en Duivel kunnen zijn, zoals bij herhaling verwoord:
                                          het bestaan, het zijn,
                                              - w.o. ook het inter-esse (tussen-zijn), alle relaties tussen alles
                                              - w.o. ook alle communicatie (tussen mensen)

                                 De (oorspronkelijke betekenissen van de) namen in de godenwereld (pantheon)
                                    en hun onderlinge relaties kunnen wortelen in de wijze waarop men de
                                    verschillende min of meer kenbare basale fenomenen, al dan niet terecht, zag
                                    in de onderlinge structuur van de godenwereld.
                                    In het zoeken naar - en het construeren van een indelingsmodel voor begrippen
                                        zou je gelijkenis kunnen zien met de rangschikkingen van de kenmerken van
                                        de godenwereld.
                                    We willen het leven min of meer begrijpen, alsook spiegelen in ons waarnemen,
                                       denken en doen, doorgeven in andere namen, riten, ceremoniën en producten,
                                       waaronder tegenwoordig ook (AI) besturingsprogramma's, onder meer binnen
                                       chatterbots/chatbots, communicatierobots, humanoïde robots, die gelijkenis
                                       met ons vertonen, ons begrijpen, troosten, vermaken, kennis - en oplossingen
                                       bieden.

                                    Zouden we kunnen komen tot een wellicht betere beschrijving van het Godsbegrip?

                                    Wat iets of iemand is zullen we nooit exact kunnen beschrijven, dan enkel via
                                        een aantal kenmerken.

                                    De vroegere - en huidige Godzoekers/Godszoekers, waaronder de Bijbelvertellers,
                                       gaven verschillende benamingen aan God en aan de Duivel/Satan.
                                       Deze benamingen zouden we kunnen koppelen aan kenmerken binnen het
                                            MRTE-indelingsmodel, dus niet gelijkstellen, maar relateren op basis
                                            van gemeenschappelijke kenmerkende eigenschappen.
                                       Voorbeelden van woorden voor God en/of Jezus zijn:

                                       Aanwezige
                                       Abba
                                       Al_Illah
                                       Allah
                                       Allerhoogste
                                       Allerhoogste_God
                                       Almachtige
                                       Alomtegenwoordigheid
                                       Ba'al
                                       Barmhartige
                                       Christus
                                       De_Ene
                                       De_Naam
                                       Die_er_zijn_zal
                                       Die_is_en_was_en_zal_komen
                                       Die_zal_komen
                                       Drie-eenheid
                                       Drie-enigheid
                                       Drievuldigheid
                                       Eeuwige
                                       El
                                       El_en_Elat/Elath/Isis/Ashera/Asjera/Sophia
                                       Eloah
                                       Elohim
                                       Enige
                                       Enige_God
                                       Gezalfde
                                       God
                                       God_de_Heer
                                       Goddelijkheid
                                       Godes_Zoon
                                       Heiland
                                       Heilbrenger
                                       Heilige
                                       Heilige_Drie-eenheid
                                       Heilsprofeet
                                       Herder_versus_kudde
                                       Here
                                       Hij_is_die_Hij_is
                                       Hij_zal_zijn_wie_Hij_zal_zijn
                                       Hoogste
                                       Ik_ben_er
                                       Ik_ben_die_ik_ben
                                       Ik_zal_zijn_wie_Ik_zijn_zal
                                       Ilu
                                       JHWH=JHVH=Jahweh=Jahwe=Jehova
                                       Jezus
                                       Jezus_Christus
                                       Koning
                                       Levende
                                       Liefde
                                       Macht
                                       Majesteit
                                       Maker
                                       Meester_versus_dienaar/knecht/leerling
                                       Messias
                                       Middelaar
                                       Nazareeër/Nazarener/Nazoreeër
                                       Onnoembare
                                       Onvergankelijke
                                       Onzienlijke
                                       Onze-Lieve-Heer
                                       Onzichtbare
                                       Opperheer
                                       Opperherder
                                       Opperwezen
                                       Pappa
                                       Rechter
                                       Schepper
                                       Toru-El
                                       Vader
                                       Vader_en_Moeder
                                       Verheven_Majesteit
                                       Verlosser
                                       Verzoener
                                       Voorzienigheid
                                       Vriendelijke
                                       Wezer
                                       Woord
                                       Yaw
                                       Zaligmaker
                                       Zingever
                                       Zoon_des_mensen
                                       Zoon_van_God

                                       Bovenstaande woorden voor God en/of Jezus staan voor onder meer:

                                       - het bestaan/zijn              (MRTE)
                                       - het meewerken                 {m}
                                       - het transcendente, het bovennatuurlijke, misschien kun je hier het
                                             woord informatie van toepassing laten zijn in de 4 verschillende
                                             deelkenmerken van informatie
                                       - de  onwerkelijkheid           {info}
                                       - het overal aanwezig zijn      {C}
                                       - het (be)sturen of veroorzaken {o}
                                       - de  afgezant                  {4}

                                       In bovenstaande woorden zouden we kunnen herkennen:
                                          - informatie hoe te (over)leven
                                          - een voor het leven min of meer bindend(e):
                                                 - aanraden
                                                 - advies
                                                 - canon
                                                 - gids
                                                 - handboek
                                                 - handleiding
                                                 - leidraad
                                                 - programma
                                                 - recept
                                                 - regels
                                                 - richtsnoer
                                                 - voorschrift
                                                 - wegwijzer

                                       Ouders/opvoeders herkennen de sterkten en zwakten van al dan niet
                                              bindende opvoedende adviezen en regels, die ook situatie
                                              afhankelijk kunnen zijn.

                                       De betekenis "informatie hoe te (over)leven" valt op te maken uit de
                                          verschillende omschrijvingen voor de deelkenmerken van informatie,
                                          in combinatie met de doelstelling van die informatie: meewerken,
                                          helpen, hulp.

                                       Uit bovenstaande betekenis wordt tevens duidelijk dat het niet kan gaan
                                           om een exact en letterlijk voorschrift, maar enkel om aanwijzingen
                                           hoe je je leven zou kunnen leiden, omdat het doel "meewerken" alleen
                                           betekenis heeft voor wie of wat het ondergaat, we zullen dus altijd
                                           zelf de voortdurende afweging moeten blijven maken met wie of wat we
                                           loyaal/solidair zijn en op welke manier, incluis onszelf.
                                           Wel spreken de Bijbelse aanwijzingen van het belang van
                                           loyaliteit/solidariteit met ook anderen dan jezelf.
                                           Een exacte beschrijving van goed en kwaad is er niet en zal er
                                               misschien ook nooit komen, omdat deze termen altijd betrekking
                                               hebben op wie het ondergaat.
                                               Herkennen en erkennen van de onwetendheid omtrent goed en kwaad,
                                               kan ons helpen in te zien dat we er alleen met de geschiedenis
                                               van onze ervaringen van vallen en opstaan en met elkaar moeten
                                               zien uit te komen om als mensen te kunnen (over)leven, we zullen
                                               voortdurend herkijken, heroverdenken, herscheppen, heruitvinden
                                               en herzien.
                                               Daarnaast telt oplettendheid bij (op den duur) de (on)bedoelde
                                               neveneffecten van hulp: zowel de hulpgever als de hulpontvanger
                                               kunnen (on)bewust neigen naar het in stand houden of stimuleren
                                               van de nood en daarmee van de hulpvraag.
                                               Regels, adviezen, wijze raad gaan wellicht vaak wel op en gelden
                                               in veel situaties voor veel mensen, maar blijven uiteindelijk
                                               altijd situatie afhankelijk: wat/wie, waar, wanneer, waarom/hoe?
                                               Soms kun je je beter richten op:
                                                    - globaal evenwicht tussen het ene - of andere
                                                    -                     meer het ene - of andere
                                                    -         (bijna) helemaal het ene - of andere
                                               Voortdurende oplettendheid geldt ook voor onze (egocentrische)
                                               motivaties bij het doen van (goed) gedrag, verborgen agenda's,
                                               ook zijn we geen ongedeelde wezens, we hebben tegenstrijdige
                                               driften, verlangens, motieven.

                                               Het lijkt onmogelijk om een exact beeld te schetsen van wie of
                                                   wat we als God zouden kunnen zien, omdat we onmogelijk
                                                   de termen goed en kwaad kunnen beschrijven, omdat
                                                   de termen goed en kwaad gelden voor een doel, bijvoorbeeld
                                                   (een deel van) iemand of een groep mensen, maar onmogelijk
                                                   op al het wel - en niet leven tegelijk.
                                                   Wel zouden we kunnen streven naar meer evenwichtige verdelingen
                                                   van aandacht voor onszelf en voor onze omgeving, teneinde een
                                                   kans te maken op (over)leven.
                                                   Het begrip van God zal altijd vaag blijven, omdat we nooit de
                                                   exacte doelstellingen en - middelen zullen en kunnen weten van
                                                   wat we zouden moeten willen, kunnen, doen en bereiken om te
                                                   blijven (over)leven in een voortdurend veranderende wereld,
                                                   een vorm van onwetendheid die we "leegte" zouden kunnen noemen,
                                                   maar tegelijk "zegt" deze "leegte" dat het aankomt op het
                                                   voortdurend samen zoeken en vinden naar mogelijkheden om er
                                                   samen uit te komen, daarbij kunnen charismatische voorbeelden
                                                   van (verhalen van) (on)aansprekend gedrag en/of (on)aansprekende
                                                   rolmodellen ons een spiegel voorhouden voor hoe we wel - of niet
                                                   willen zijn en doen. In voordurend overleg blijven we de
                                                   (on)geschreven regels en wetten aanpassen.
                                                   In het dagelijks leven kiezen we dikwijls niet de meest ideale
                                                      oplossing, maar slechts de minst slechtste oplossing onder
                                                      de gegeven (dwingende) omstandigheden, alsook maken we
                                                      gebruik van slechts een deel van elkaars specifieke - en
                                                      beschikbare bekwaamheden/diensten/gaven/talenten.
                                                      Het lijkt niet mogelijk om exact te bepalen wat goed en kwaad
                                                          is, omdat we onmogelijk in de toekomst kunnen kijken, een
                                                          aantal gebeurtenissen zijn min of meer voorspelbaar, maar
                                                          onze wereld als geheel is oneindig complex en daarom zal
                                                          onze toekomstige wereld als geheel dus nooit helemaal
                                                          voorspeld kunnen worden en dat geldt ook voor een
                                                          definitief oordeel over goed en kwaad, we zijn beperkt
                                                          tot onze goede bedoelingen, de daaraan verbonden
                                                          inspanningen en beoordelingen.

                                       Begrippen als God/goden, leven, en informatie laten zich moeilijk
                                                 omschrijven, hoewel denkbaar is dat deze begrippen met elkaar
                                                 verband houden.
                                       We zouden kunnen spreken van "leven" wanneer een lichaam als kenmerken
                                          heeft:
                                          - de 4 stadia worden doorlopen met:
                                               - echte bouwstenen/bouwcomponenten
                                               - info
                                          - de activiteiten zijn ten opzichte van het lichaam:
                                               duurzaam zelfreparerend, onderhoudend: {m}
                                          Echter dan zou bovenstaande ook van toepassing kunnen zijn op
                                          "niet levende lichamen".

                                 BEGIN functies van God

                                 Fenomenen uit de (on)werkelijkheid laten zich enkel kennen via kenmerken.
                                 De kenmerken van God worden dikwijls aangeduid met verschillende Godsnamen.
                                 De kenmerken van God vertonen logischerwijs gelijkenissen/overeenkomsten met
                                 de kenmerken/dimensies van religies, namelijk met
                                            de functies van religies.

                                 Van God kun je heel veel verschillende voorstellingen maken, maar de functies
                                     van verschillende Godsvoorstellingen lijken vaak veel gelijkenis te hebben.

                                 De doelen/functies/(dimensies) van God/goden en/of van religies zijn:
                                    weinig begrijpelijke - en/of weinig controleerbare zaken
                                      meer begrijpelijk en meer         controleerbaar voorstellen,
                                      van toepassing op verleden (verklaringen) en toekomst (zingeving).

                                 De functies van God zouden ook met behulp van het MRTE-indelingsmodel
                                    beschreven kunnen worden.
                                 De functies van God lijken te bestaan uit info met betrekking tot de kunst om
                                    te (over)leven.
                                 De functies van God lijken dus te bestaan uit info/kennis en niet uit
                                    verwerkelijking, de verwerkelijking lijkt aan ons.

                                 De kenmerken van religies/God zouden voorgesteld kunnen worden met {m} in
                                    relatie tot de 4 deelkenmerken_van_informatie, dus {m} in samenhang met
                                    info/kennis.

                                 Bij {m}/{t} hoort o.m. ook:
                                     - moraal, ethiek, (on)deugd:        {m} en {t}:    goed en kwaad
                                     - gebruik en misbruik van (on)waar: {m} en {t}: eerlijk en bedrog
                                     - {m}: cultuur, gemeenschapszin, verbondenheid, loyaliteit
                                     - {m}: zingeving

                                 Meer kennis/info kan o.m leiden tot meer:
                                      - onafhankelijkheid
                                      - vrijheid
                                      - emancipatie
                                      - zelfredzaamheid
                                      - zelfkennis

                                 Een deel van het mysterie God lijkt de weinig tot niet bewuste waakfuncties
                                     van ons lichaam te betreffen: iemand lijkt over ons te waken {m}.
                                     Tevens "roept" ons lichaam en onze geest om verschillende vormen van
                                            aandacht, we weten niet altijd waar die "roepingen/stemmen" vandaan
                                            komen {o} of wanneer en hoe         die "roepingen/stemmen" "bezit"
                                            lijken te hebben genomen van onze behoeften (bi) en moraal (bu).

                                 De diersoort mens is een groepsdier, we kunnen een groepsgevoel hebben,
                                    verbondenheid voelen, saamhorig zijn, liefde en empathie voelen voor elkaar,
                                    sociaal gedrag vertonen.
                                    (In)direct dienstbaar aan sociaal gedrag is ook: ons af en toe terugtrekken
                                    om geestelijk en fysisch te herstellen, bij te komen, onszelf te verzorgen,
                                    verder te ontwikkelenen, aan (zelf)beschouwing doen, ons geweten toetsen,
                                    nadenken over verleden, heden en toekomst.

                                    Onze leidraad bij de dingen die we denken en doen bestaat uit:
                                          - onze behoeften (bi)
                                          - mystieke ervaringen van anderen en/of onszelf (bi en bu)
                                          - moraal: een gevoel en weten voor wat wel en niet goed voor ons
                                                    zou kunnen zijn: de (on)deugden waarmee we een globale
                                                    richting hebben hoe we ons leven zouden kunnen leven (bu)
                                          - omstandigheden (bi en bu)

                                    Onze moraal (wat is goed en wat is slecht?) wijst ons als diersoort hoe te
                                         (over)leven.
                                    Onze moraal werkt als een (inwendig) kompas en stuurt ons voortdurend bij.
                                    Onze moraal is (strategische) informatie, aangepast aan diersoort en aan
                                         individu.
                                    Onze moraal helpt ons zoeken naar manieren om als diersoort te ontwikkelen
                                         en te (over)leven en geeft daarmee zin en doel aan het leven.
                                         Onze meest recente mondiale bedreigingen zijn onder meer:
                                              - niet bestrijdbare ziekten, o.a. door antibioticaresistentie
                                              - massavernietigingswapens
                                              - biologische wapens
                                              - afnemende biodiversiteit
                                              - klimaatverstoringen
                                              - verregaande inlijving/overheersing door (een elite van)
                                                enkele (al dan niet gerobotiseerde) mensen/wezens.

                                    Toekomstverwachtingen

                                        Het is denkbaar dat we voor onbepaalde tijd gevrijwaard blijven van de
                                            meest recente mondiale bedreigingen, dan blijven nog een aantal
                                            moeilijk te miskennen trends:

                                            - Wij, als mensen, hebben ons de gedurende de afgelopen tientallen
                                                   millennia laten zien als uitroeiers van heel veel diersoorten,
                                                   er zijn geen aanwijzingen dat dit in de toekomst anders zal
                                                   zijn.
                                            - Wij, als mensen, zullen in de toekomst waarschijnlijk steeds
                                                   minder herkenbaar zijn als gevolg van aangebrachte mutaties,
                                                   al dan niet in combinatie met robotisering, dat geldt ook voor
                                                   de menselijke zintuigen, behoeften, verlangens, denkwijzen,
                                                   inzichten en vermogens, waarbij we tevens steeds minder
                                                   individu - en meer groep worden.
                                            - Wij, als mensen, zullen moeilijk opgewassen blijven tegen telkens
                                                   weer nieuwe vijandige intelligente systemen.

                                 BEGIN kernschema MRTE

                                       Het MRTE-indelingsmodel poogt de verschillende basale vormen van
                                           (wel - en niet menselijke) verbondenheid te schetsen op hoofdlijnen.
                                           De verbondenheid lijkt versterkt door het fenomeen informatie.
                                           We worden inwendig en uitwendig aangestuurd door informatie.

                                       - M  als inverse van R  T  E
                                       - T4 als inverse van T1 T2 T3

                                                       T1
                                             M <->   R T2 E
                                                       T3
                                                       <->
                                                       T4

                                        BEGIN T-indeling:

                                        T1 verklaringen

                                           (werkelijkheid} -> {info}

                                            werkelijkheid  -> onwerkelijkheid/info
                                                 concreet  -> abstract
                                                 profaan   -> heilig
                                                 werelds   -> geestelijk
                                                 immanent  -> transcendent
                                           _______________________________________________________

                                           info: geloof               <-> ongeloof
                                           _______________________________________________________

                                        T2 verwerkingen/herplaatsingen/plaatsgevingen

                                           {C} verplaatsingen en de daardoor veroorzaakte veranderingen

                                           verwerkingen van waarnemingen (t.a.v. T1)
                                                                geheugen (t.a.v. T2)
                                                                 plannen (t.a.v. T3)
                                           _______________________________________________________

                                           info: liefde               <-> haat
                                           _______________________________________________________

                                        T3 zingevingen: eigen persoonlijke inbreng in de werkelijkheid

                                                            {o} -> {g}

                                           onwerkelijkheid/info -> werkelijkheid
                                           _______________________________________________________

                                           info: hoop/vertrouwen/moed <-> wanhoop/wantrouwen/angst
                                           _______________________________________________________

                                        T4 inverse

                                        END   T-indeling:

                                        Beproefde/functionele/werkzame methoden/middelen/technieken om info beter
                                          toegankelijk maken, laten beklijven en uitbaar maken, betreffen
                                          verschillende communicatievormen, waaronder spelvormen, w.o.
                                          - bijeenkomsten/vergaderingen
                                          - film
                                          - kunst
                                          - metaforen/beeldspraken
                                          - muziek
                                          - mythen
                                          - preken
                                          - riten/rituelen
                                          - rollenspelen
                                          - sport
                                          - toespraken
                                          - verbeeldingen
                                          - verhalen
                                          - zang
                                        Vertolkingswijzen en de vertolkte info kunnen een wisselwerking hebben,
                                          namelijk een onderlinge versterking en instandhouding.

                                        - De R-indeling is onderdeel van de T-indeling, de 4 subdelen van R
                                             passen dus 4 keer binnen T: T bestaat uit 4 typen verplaatsingen.
                                        - De E-indeling is geen vast onderdeel van de T-indeling, maar lijkt
                                             wel dikwijls betrokken, bijvoorbeeld bij kringlopen, per T-type
                                             T1 T2 T3 T4: de 4 E-typen {o} {g} {m} {t}.

                                        - Wanneer we op basis van bi/bu de deelkenmerken van informatie van
                                                  toepassing laten zijn op T1 T2 T3 T4, betekent dit dat we
                                                  de verschillende fasen/stadia T1 T2 T3 T4 kenmerken met de
                                                  verschillende deelkenmerken van informatie.
                                                  De logica daarachter zou kunnen zijn:
                                                     1. de bi/bu indeling
                                                     2. de 2 typen verandering:
                                                        -   plaatsverandering (R) standaard
                                                        - gedaanteverandering (E) facultatief (gevolg van R)
                                                     3. het deelkenmerk_van_informatie T4 lijkt het meest
                                                            van toepassing binnen T4 ->  de andere
                                                            deelkenmerken_van_informatie zouden misschien
                                                            beter bij T1 T2 T3 passen.

                                                  midden T: {1}    {2}    {3}               {4}
                                                            T1     T2     T3                T4
                                                     bi/bu: bu-bi  bi-bi  bi-bu             bu-bu
                                                      info: {info} {C}    {o}               {4}
                                                      MRTE:  M      R      E                 T

                                                     ->   gedaanteverandering/omzetting
                                                     T1 ~ {werkelijkheid}  -> {info}          ~ {wkh}  -> {info}
                                                     T2 ~          {info} <-> {info}          ~   {D} <-> {C}
                                                     T3 ~          {info}  -> {werkelijkheid} ~   {o}  -> {g}
                                                     T4 ~ {werkelijkheid} <-> {werkelijkheid} ~   {2} <-> {4}

                                 De vraag zou misschien niet in eerste instantie moeten zijn:
                                    "wat of wie is God?", maar
                                    "wat is -, waar is -, wanneer is - en hoe werkt informatie?",
                                         dan zouden we (op den duur misschien ook) kunnen vermoeden waar het
                                         Godsbegrip vandaan kan komen.

                                 De  uiterst hypothetische antwoorden omtrent het begrip informatie is deel van
                                     het MRTE-indelingsmodel.
                                 Het uiterst hypothetisch  antwoord  op wie of wat God zou kunnen zijn, is
                                     misschien het deel binnen onszelf dat een oordeel geeft over onszelf:
                                     een zuiver geweten en eigenwaarde/zelfrespect/zelfwaardering, dat we
                                     bewerkstelligen met het naar beste weten en kunnen leven:
                                     niet de fout in gaan, alsook onszelf (lichaam en geest) en anderen helpen.
                                     De maatstaf zijn wijzelf, mede onder invloed van de omgevingsmoraal, normen
                                        en waarden.
                                     Sommige dingen kunnen we niet terugdraaien, ze zijn onherstelbaar, mede
                                             daarom lijken een aantal dringende adviezen en regels op zijn plaats.
                                     Oorzaken en gevolgen van ons gedrag kunnen best complex zijn en niet altijd
                                              gemakkelijk te doorgronden.
                                     Verhalen kunnen ons mede helpen inzicht te verwerven in oorzaken en gevolgen
                                              van ons (mogelijk) gedrag, maar bv. ook zelfreflectie, al dan niet
                                              met hulp van deskundigen.

                                 De kenmerken/relaties binnen het MRTE-indelingsmodel die je op het Godsbegrip
                                    betrekking zou kunnen laten zijn betreffen:
                                               - de 4 deelkenmerken_van_informatie:   {info} {C} {4} {o}
                                               - de overige 3 kenmerken bi-bi ~ {:=}: {waar}     {2} {m}

                                 M {info} = {onwerkelijkheid}
                                 M {waar} = {ware_informatie}

                                 R {C}    = {verplaatst_deel}

                                 T {4}    = {buitenverplaatsing} ; geen substantieel deel van het onderwerp
                                 T {2}    = {binnenverplaatsing} ; dierlijke/menselijke geest

                                 E {o}    = {veroorzaken}
                                 E {m}    = {meewerken} ; wie of wat het ondergaat

                                 ->

                                 _________________________________________________________________________

                                    info         deugd                                             ondeugd
                                 _________________________________________________________________________

                                           bi/bu bibi                                                 bubu
                                 _________________________________________________________________________

                                 M. {info} bubi  {waar} waarheid                                   {onwaar}
                                 R. {C}    bibi  {C}    goede_communicatie
                                 T. {4}    bubu  {2}    eigenwaarde/zuiver_geweten/(zelf)kennis
                                 E. {o}    bibu  {m}    helpen                                          {t}
                                 _________________________________________________________________________

                                 De kern van ons zijn lijkt ons binnenstadium {2} = T2 (uit E) in de vorm
                                    van ons geestelijk en lichamelijk leven, waarvan een deel zich niet of
                                    weinig bewust voltrekt en daarmee het gevoel geeft bestuurd of gestuurd
                                    te worden en dat geldt ook voor een deel van ons geweten en voor onze
                                    gevoelens van eigenwaarde.
                                    Dat we deze besturing of sturing ook zouden kunnen toeschrijven aan een
                                    "God", lijkt weinig verwonderlijk.

                                    We laten ons onder meer sturen door:
                                        - onze behoeften (bi)
                                        - mystieke ervaringen van anderen en/of onszelf (bi en bu)
                                        - moraal: een gevoel en weten voor wat wel en niet goed voor ons
                                                  zou kunnen zijn: de (on)deugden waarmee we een globale
                                                  richting hebben hoe we ons leven zouden kunnen leven (bu)
                                        - omstandigheden (bi en bu)

                                    Onze behoeften.

                                        Wanneer aan onze primaire behoeften is voldaan, krijgen we aandacht
                                                voor wat ons vervolgens gelukkig of gelukkiger kan maken.
                                                Een permanent gevoel van geluk lijkt voor niemand haalbaar.
                                                Belangrijk blijft aandacht voor een gezonde geest en voor een
                                                gezond lichaam en voor onze omgeving, waarbij onze inspaningen
                                                daarvoor bij voorkeur ook plezierig zijn, afwisseling en
                                                verschillende spelvormen spelen daarbij een belangrijke rol,
                                                waarbij we ons deels afsluiten voor de hele werkelijkheid om
                                                ons te kunnen concentreren op - en opgaan in (combinaties) van
                                                beelden, geluiden, bv. muziek, smaken, geuren, huidprikkels
                                                en fantasie binnen een door ons daartoe ontworpen andere
                                                werkelijkheid, bv. toneel, film, lezen, hobbies, verenigingen,
                                                tuin, natuur, sport.

                                    Mystieke ervaringen.

                                        Er zijn mensen die in hun leven één of meer mystieke ervaringen hebben.
                                           Bij een mystieke gevoel is sprake van een overweldigend gevoel van
                                               eerbied en ontzag.

                                        De belevings- en denkwijzen ten aanzien van mystieke ervaringen lijken
                                           onder meer verbonden met:
                                           - persoon extern:
                                                     - cultuur
                                                     - historie
                                                     - situatie
                                                     - tijdgeest
                                                     - tijdperk
                                           - persoon intern:
                                                     - bedachte werkelijkheden
                                                     - behoeften
                                                     - gehoopte/gewenste werkelijkheden
                                                     - gevoelens
                                                     - gevreesde werkelijkheden
                                                     - leeftijd
                                                     - vermeende onderwerpen waarop de mystieke ervaringen
                                                                 betrekking hebben
                                                     - vermeende werkelijkheden
                                                     - verwachte werkelijkheden

                                        Een mystieke ervaring zou min of meer ervaren kunnen worden als:
                                                 - bovenaards
                                                 - bovennatuurlijk
                                                 - bovenzinnelijk
                                                 - buiten zintuigen en ervaringen om
                                                 - buitenzintuiglijk
                                                 - enkel geestelijk, enkel ideëel
                                                 - godbeleving
                                                 - godservaring
                                                 - grensoverschrijdend, verheffend
                                                 - het mens zijn overstijgen
                                                 - heilig, sacraal
                                                 - iets hogers
                                                 - metafysisch
                                                 - mystieke ervaring
                                                 - niet van deze wereld
                                                 - niet waarneembaar, enkel inbeeldbaar
                                                 - numineus
                                                 - onbegrijpbaar, onvatbaar, onkenbaar
                                                 - oneindig in tijd (eeuwig) en ruimte
                                                 - religieus
                                                 - te boven gaan van de werkelijkheid
                                                 - transcendent
                                                 - van God
                                                 - van boven en buiten de wereld

                                        Alles wat we menen te beleven/ervaren/kennen/weten over ons lichaam en
                                        de wereld daaromheen, betreft altijd informatie, ook ons gevoel betreft
                                        een bepaald soort/type informatie.
                                        Overweldigende gevoelens van eerbied en ontzag zouden we bv.
                                        deels/soms kunnen kenmerken als godsbelevingen, maar ook godsbelevingen
                                        betreffen informatie, alles komt tot ons als informatie.
                                        Een ingang/manier/methode/weg om iets van godsbelevingen of mystieke
                                        gevoelens te begrijpen/doorgronden lijkt via een beter begrip van het
                                        fenomeen "informatie" en van de verschijningsvormen van "informatie".

                                    Moraal.

                                        Het lijkt niet mogelijk om een algemeen geldend goed en kwaad te bepalen,
                                        wel hebben we daarvoor globale richtlijnen en we zullen, afhankelijk
                                        van de omstandigheden, telkens weer opnieuw keuzen blijven maken.
                                        Wel beschikken we over middelen om keuzen te maken en kunnen daarbij
                                        ook gebruik maken van specialisaties en hulp.
                                        De (on)deugden zijn vindbaar als thema's in verhalen, bijvoorbeeld
                                           in de vorm van menselijke beperkingen en - zwakheden, ook in
                                           Bijbelse verhalen:
                                           - M waar: een kernaspect van onze kennis lijkt de waarheid omtrent
                                                     een allesomvattend goed en kwaad, maar het lijkt meer waar
                                                     dat we nooit kennis kunnen en zullen hebben van een
                                                     absoluut en altijd geldend goed en kwaad, niet van het
                                                     verleden, niet van het heden en niet van de toekomst.
                                                     Goed en kwaad is o.m. persoons-, groeps-, cultuur-,
                                                     plaats-, tijd- en situatiegebonden, een paradijsgevoel is
                                                     niet eeuwigdurend, maar kan wel bij herhaling gevoeld
                                                     worden.
                                                     Het is onmogelijkheid om kennis te hebben of verwerven
                                                     van een absoluut goed en kwaad, onder meer terugvindbaar
                                                     in het verhaal van Adam en Eva.
                                           - R verplaatst deel: we kunnen en zullen God niet buiten onszelf
                                                     vinden, God kunnen we herkennen als deugdzame communicatie
                                                     binnen onszelf, met anderen en met onze omgeving.
                                                     Het is niet de verbinding of communicatie op zich die
                                                     deugdzaam is, maar de aard van de verbinding of
                                                     communicatie, onder meer terugvindbaar in het Bijbelse
                                                     verhaal van de toren van Babel.
                                           - T onszelf: kern op onze levensweg is een gezond lichaam en een
                                                     gezonde geest, waaronder een zuiver geweten en eigenwaarde.
                                                     Ons lichaam blijft gedurende ons hele leven onze tempel
                                                     vanwaaruit we alles voelen, ervaren, kennen en doen, we
                                                     hebben daarvoor basale richtlijnen en wetten nodig, we
                                                     kunnen niet alle door ons aangerichte schade herstellen,
                                                     onder meer terugvindbaar in het Bijbelse verhaal van Mozes,
                                                     de uittocht uit Egypte en de Tien Geboden.
                                           - E meewerken/helpen: we kunnen helpen met aandacht voor onze hele
                                                     leefomgeving, ook met aandacht voor onze mededieren en
                                                     dierdiversiteit bij het overleven in de door ons geschapen
                                                     leefomgevingen die deels niet meer diervriendelijk zijn en
                                                     dieren met uitsterven bedreigen en/of laten uitsterven,
                                                     onder meer terugvindbaar in het Bijbelse verhaal van Noach
                                                     en de ark.

                                    Omstandigheden.

                                        Via onder meer de politiek hebben we invloed op een eerlijke verdeling
                                        van de dingen die we als mens nodig hebben, waarbij we elkaar zo min
                                        mogelijk hinderen.
                                        We kunnen onze beschaving op een hoger plan blijven tillen door
                                           aanhoudende aandacht voor:
                                           - het aanmoedigen van eenvoudige, toegankelijk en echte hulp bij de
                                             vele problemen die we ondervinden
                                           - het ontmoedigen van (ontspannings)vormen die ten koste gaan van de
                                             uitvoerenden en/of van anderen

                                 END   kernschema MRTE

                                 END   functies van God

                           END   kenmerken van de Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvoorstellingen

                           BEGIN functies van informatie binnen de empirische kringloop

                                 Objecten als levende cellen, organen en lichamen zijn ingebed in een omgeving
                                          waarmee snelle - en adequate uitwisseling en communicatie van
                                          levensbelang zijn, waarbij (zeer) trage - en (zeer) snelle cycli een
                                          rol spelen in het bewaren van een gezonde balans/evenwicht tussen
                                          object en omgeving.

                                 Het MRTE-indelingsmodel betreft een amateuristisch experiment, een probeersel,
                                     dat geldt dus ook voor de wezenskenmerken van informatie en
                                     dat geldt dus ook voor functies van informatie binnen de empirische kringloop.

                                 De kern van het bestaan kan wellicht het meest worden gekenmerkt met de:
                                    - empirische kringloop =
                                    - empirische cyclus    =
                                    - empirische cirkel

                                    Van de empirische kringloop bestaan veel varianten en voorbeelden.
                                    Binnen het MRTE-indelingsmodel wordt de T indeling beschouwd als het meest
                                           basale schema van de empirische kringloop.
                                           Maar de empirisch kringloop is meer dan de basale T indeling.

                                 Het MRTE-indelingsmodel en de empirische kringloop.

                                     Van de 4 indelingstypen M R T E lijkt T de kernindeling, de M R T indelingen
                                     kunnen binnen de T indeling toegepast worden.

                                       - De 4 T-stadia (= T-fasen) zijn:
                                         {1} input  als verplaatsing van buiten naar binnen
                                         {2} binnen     verplaatsing (= interne verplaatsing)
                                         {3} output als verplaatsing van binnen naar buiten
                                         {4} buiten     verplaatsing (= externe verplaatsing) (INFO)

                                       - Elk stadium van de T-indeling bestaat schematisch uit de R-indeling:
                                         {A} bron
                                         {B} bereik
                                         {C} verplaatst deel                              (INFO)
                                         {D} route

                                       - Op elk stadium van de T-indeling kan de E-indeling worden toegepast:
                                         {o} veroorzaken                                  (INFO)
                                         {m} meewerken
                                         {t} tegenwerken
                                         {g} gevolgen, resulteren

                                       - De M-indeling betreft de kenmerken van de betrokken objecten:
                                         {werkelijk}
                                         {onwerkelijk}                                    (INFO)
                                         {waar}
                                         {onwaar}

                                       De hierboven met (INFO) aangeduide kenmerken betreffen de 4
                                          - essentiële     kenmerken van informatie =
                                          - fundamentele   kenmerken van informatie =
                                          - inherente      kenmerken van informatie =
                                          - intrinsieke    kenmerken van informatie =
                                          - niet-optionele kenmerken van informatie =
                                          -  non-optionele kenmerken van informatie =
                                          - wezenlijke     kenmerken van informatie =
                                          -          wezenskenmerken van informatie

                                       Op informatie kunnen heel veel kenmerken van toepassing zijn, maar
                                          alleen de wezenskenmerken maken deel uit van het wezen (definitie)
                                          van informatie.

                                       Bezien vanuit de empirische kringloop lijkt binnen elk stadium van de
                                              T indeling een wezenskenmerk van informatie (INFO) in het
                                              bijzonder functioneel, waarbij de relatie is afgeleid van de
                                              4 configuraties van bi en bu.
                                              Wanneer we de empirische kringloop, bijvoorbeeld beschouwd als
                                                 waarnemer S binnen een omgeving, dan lijken de 4 vormen van
                                                 INFO binnen de verschillende stadia van de empirische kringloop
                                                 weer te geven op welk kenmerk (M R T E) de nadruk ligt:

                                                 {1} input               staat in het teken van M:
                                                                         werkelijkheid -> INFO als {onwerkelijk}

                                                 {2} binnen verplaatsing staat in het teken van R:
                                                                         verbinding van informatie binnen S door
                                                                         verplaatsingen van INFO als {C}

                                                 {3} output              staat in het teken van E:
                                                                         de waarnemer S geeft vorm aan de
                                                                         omgeving door INFO als {o}

                                                 {4} buiten verplaatsing staat in het teken van T:
                                                                         de waarnemer S kent de omgeving door
                                                                         INFO als {4}

                                 T lijkt het basale schema van de empirische kringloop.

                                 De 4 vormen van INFO uit M R T E binnen de 4 fasen/stadia van T zijn vormen
                                    van niet-optionele kenmerken van informatie met bijpassende (uit dezelfde
                                    M R T E) wel-optionele kenmerken van informatie:

                                    {1} bubi input                 staat in het teken van M:

                                                                   - niet-optionele kenmerk:
                                                                          werkelijkheid -> INFO als {onwerkelijk}
                                                                   -  wel-optioneel kenmerk:
                                                                          waar <-> onwaar

                                    {2} bibi "binnen verplaatsing" staat in het teken van R:

                                                                   - niet-optionele kenmerk:
                                                                          verbinding van informatie binnen S door
                                                                          verplaatsingen van INFO als {C} via {D}
                                                                   -  wel-optioneel kenmerk:
                                                                          bron <-> bereik

                                    {3} bibu output                staat in het teken van E:

                                                                   - niet-optionele kenmerk:
                                                                          de waarnemer S heeft invloed op
                                                                          de omgeving door INFO als {o} t.o.v. {g}
                                                                   -  wel-optioneel kenmerk:
                                                                          meewerken <-> tegenwerken

                                    {4} bubu "buiten verplaatsing" staat in het teken van T:

                                                                   - niet-optionele kenmerk:
                                                                          de waarnemer S kent de omgeving door
                                                                          INFO als {4} binnen {2}
                                                                   -  wel-optioneel kenmerk:
                                                                          input <-> output
                                                                          Misschien zou je bovenstaande kunnen
                                                                             opvatten als:
                                                                             de werkelijkheid {4} kan alleen vermoed
                                                                             worden als concepten/info/modellen
                                                                             binnen {2}, o.i.v. voortdurend snelle
                                                                             afwisselingen van input en output
                                                                             tussen waarnemend orgaan/device en elk
                                                                             denkbare omgeving.

                           END   functies van informatie binnen de empirische kringloop

                           BEGIN Focus/nadruk/projectie van de indelingen van MRET binnen T (T als 3 4 1 2)

                           T concreet als 3 4 1 2:

                             3. bewegende delen van subject S naar omgeving: output
                             4. bewegende delen            binnen  omgeving
                             1. bewegende delen van omgeving naar subject S:  input
                             2. bewegende delen            binnen subject S

                           M abstract
                             3. echt   : info->echt
                             4. onwaar : buiten laten van onwaar
                             1. info   : echt->info
                             2. waar   : opslaan van waar, ook als het waar is dat iets belangrijks onwaar is

                           R abstract
                             3. zender
                             4. medium
                             1. ontvanger
                             2. verplaatste delen als boodschap/info

                           E abstract
                             3. veroorzaken/info
                             4. tegenwerken
                             1. resulteren
                             2. meewerken

                           T abstract
                             3. uiten
                             4. nieuws/info
                             1. waarnemen
                             2. denken

                           ->

                           BEGIN empirische kringloop als 3 4 1 2

                             3. M echt   : info->echt
                             3. R zender
                             3. E veroorzaken/info
                             3. T uiten

                             4. M onwaar : buiten laten van onwaar
                             4. R medium
                             4. E tegenwerken
                             4. T nieuws/info

                             1. M info   : echt->info
                             1. R ontvanger
                             1. E resulteren
                             1. T waarnemen

                             2. M waar   : opslaan van waar, ook als het waar is dat iets belangrijks onwaar is
                             2. R verplaatste delen als boodschap/info
                             2. E meewerken
                             2. T denken

                           END   empirische kringloop als 3 4 1 2

                           NB   - Binnen de empirische kringloop lijkt met name info geprojecteerd te kunnen worden op
                                         - T als 1 2 3 4 en/of
                                         - T als 3 4 1 2
                                  maar wellicht dat je alle indelingen van MRTE kunt projecteren op T, zoals hierboven
                                  geschematiseerd binnen de kaders:
                                        - BEGIN empirische kringloop als 3 4 1 2
                                        - END   empirische kringloop als 3 4 1 2

                                - Indien je onderwerpen wilt beschrijven m.b.v. het MRTE-indelingsmodel, dan zou je dat
                                  kunnen doen in de volgorde TREM, waarbij je de T-indeling kunt laten beginnen bij bv.
                                  1 of 3, maar bv. ook bij 2 of 4 en kunt laten eindigen na één of meer (on)volledige
                                  cycli.
                                  Per T beschrijf je R en per R beschrijf je E en per E beschrijf je M.
                                  Ook zou je ervoor kunnen kiezen om elk van de indelingen van MRTE te beschouwen als
                                  archetypische cycli, waarbij geldt:
                                  - de MRTE-indelingen genoemd onder 3 betreffen een begin
                                  - de MRTE-indelingen genoemd onder 1 betreffen een einde
                                  - de MRTE-indelingen genoemd onder 4 en 2 betreffen min of meer gelijktijdige
                                    tussenliggende stadia.

                           END   Focus/nadruk/projectie van de indelingen van MRET binnen T (T als 3 4 1 2)

                     END   veel te ver gezochte verklaring?

           - END   waarom komen deelkenmerken_van_informatie in 4 verschillende configuraties bi/bu voor?

       - END   Informatie per kenmerk MRTE

   END   informatie

   BEGIN biologisch indelingsmodel

         Het MRTE-indelingsmodel zou een voorbeeld kunnen zijn van een:
               biologisch indelingsmodel
             = natuurlijk indelingsmodel
             =            indelingsmodel volgens gangbare indelingsbeginselen, zoals mens en dier
                                         de wereld met overeenkomstige begrippen of basiskenmerken
                                         zouden kunnen "begrijpen".

         De meest basale detectie/identificatie door een organisme van de wereld lijkt te zijn
            het fenomeen "plaats" en daarvan afgeleid het begrip "plaats" en daarvan afgeleid:
                - binnen (bi) - en buiten (bu) het organisme.
                -   geen (N)  - en    wel (W)  verplaatsing.

                Geen verplaatsing (N) zou door een organisme kunnen worden herkend aan datgene
                     (fenomeen, gebeuren, gedaante) wat op dezelfde plaats blijft, wanneer
                     de waarneming/perceptie van het organisme zich verplaatst/beweegt,
                     bijvoorbeeld door:
                           - verplaatsing van het organisme en daardoor verplaatsing
                                          van de zintuigen
                           - verplaatsing van de zintuigen, bijvoorbeeld heen en weer bewegen
                           - verschillende plaats van  meer (dezelfde soort) zintuigen,
                                           bijvoorbeeld door het hebben van 2 ogen, 2 oren,
                                                        2 neusgaten, 2 tonghelften
                           - verschillende plaats voor de registratie van zintuiglijke prikkels,
                                           bijvoorbeeld 2 hersenhelften

                Wel  verplaatsing (W) zou door een organisme kunnen worden herkend aan datgene
                     (fenomeen, gebeuren, gedaante) wat NIET op dezelfde plaats blijft, wanneer
                     de waarneming/perceptie van het organisme zich NIET verplaatst/beweegt.

         Een verdere verfijning/ontwikkeling van het vermogen om de omgeving te herkennen, zou
             kunnen zijn: het herkennen van de relaties tussen bi en bu, alsook tussen N en W,
             waarbij het abstraherend vermogen is uitgebreid van:
                - relaties tussen fenomeen en zelf                   (bi bu W N) naar
                - relaties tussen fenomenen,       (configuraties van bi bu W N als in M R T E).

         Nogmaals: de beschrijving van het MRTE-indelingsmodel betreft slechts ideevorming:
                   zou het (deels) zo kunnen zijn?

   END   biologisch indelingsmodel

END   Gebruikte betekenissen

De woordenlijsten van het MRTE (indelingsmodel voor een) systematisch woordenboek bevatten 210.000
   unieke woorden en 60.000 unieke uitdrukkingen en korte zinnen.

Een retrogade woordenlijst wordt aangeduid met rijmwoordenlijst en niet met retrogade woordenlijst.
    Van rijm (gelijkheid van klank) bestaan veel varianten.

Het onderscheid van het MRTE (indelingsmodel voor een) systematisch woordenboek en andere systematische
    woordenboeken lijkt vooralsnog:

    - MRTE is een poging tot een verklaarde symmetrische begrippenstructuur gebaseerd op het
           basisbegrip "plaats" waarvan afgeleid 2x2 afgeleide basisbegrippen:
           - wel/niet binnen
           - wel/niet verandering
    - MRTE kan worden beschouwd als een ruwe amateuristische schets voor een:
           - indelingsmodel voor begrippen
           - model voor een systematisch woordenboek
           - conceptueel model van de werkelijkheid
           - communicatiemodel
           - definitiestructuur
           - informatiestromenmodel
    - de lijsten bevatten ook opsommingen van (voorzetsel/voorzetsel/..)werkwoord = (vz/vz/..)ww
    - woordsoorten (ww zn bw/bn/vz/vw/..) staan op 1 regel
    - lijstnamen als {thema}{thema}.. -> naast indeling volgens MRTE-model ook direct af te leiden
                 indelingen volgens thema's.
    - aparte lijsten voor betrekkelijk veelvoorkomende subindelingen/thema's:
                          {vvav}        = voorvoegsels en achtervoegsels
                          {tw}          = tussenwerpsels en/of korte zinnen
                          {typen}       = soorten
                          {termen}      = woorden binnen woordgebruiksgebied
                          {(te_)veel}   ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {:>}
                          {(te_)weinig} ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {:<}
                          {niets}       ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {:<}
                          {ondergaan}   ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {g} of als {2}
    - met de indelingen van MRTE kun je wellicht ook het begrip "informatie" van een definitie
      voorzien, ook als voorbeeld hoe we als wezens het onderscheid zouden kunnen maken tussen
      werkelijkheid en informatie.

- De indeling van T in 4 fasen/stadia van verplaatsing/transport lijkt ook zichtbaar in de
     beschrijvingen van cycli die werkprocessen aanduiden.
     Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van (sterk) schematische indelingen van cycli,
     waarbij elke fase (stadium) (deels) gevolg is van de vorige en oorzaak van de volgende.
     Van onderstaande cycli bestaan legio varianten, maar wellicht zijn de cycli deels
     herleidbaar naar de archetypen T-indeling en E-indeling, waarbij de E-indeling
     (= indeling in oorzaak-methode-gevolg) (deels) verwerkt lijkt in de T-indeling
     (= indeling in 4 soorten verplaatsingen: input, output, inwendige- en uitwendige
     verplaatsing).

     Fase 4 (= verplaatsing buiten subject S) wordt vaak aangeduid met het denken over fase 4
     (= hernieuwde fase 2), omdat we de kennis over fase 4 pas kennen na hernieuwde waarneming
     (= hernieuwde fase 1), vandaar o.m. de aanduiding "evaluatie" in fase 4, terwijl wordt bedoeld:
     de werkelijke gebeurtenis in fase 4.

     De stadia binnen onderstaande cycli betreffen:
        - opeenvolgende stadia, die elkaar niet of nauwelijks overlappen en/of
        - processen die bijna - of volledig gelijktijdig plaatsvinden

   Voorbeelden van cycli:

   Goederen/data transport.
      1) Goederen/data transport van buiten naar binnen
      2) Goederen/data transport     binnen
      3) Goederen/data transport van binnen naar buiten
      4) Goederen/data transport     buiten

   Reis.
      1) Heenreis
      2) Bestemming, bezoek
      3) Terugreis
      4) Thuisbasis

   Communicatie.
      1) Uitdrukking door object_2, observatie   door object_1
      2) Analyse en synthese                   binnen object_1
      3) Uitdrukking door object_1, observatie   door object_2
      4) Analyse en synthese                   binnen object_2

   Bezoek aan huisarts.
      1) Client informeert huisarts:     anamnese
      2) Huisarts bepaalt de aandoening: diagnose
      3) Huisarts informeert de client:  prognose
      4) Client behandelt zichzelf:      medicatie

   Gebruik van een DBMS.
      1) Data-invoer
      2) Programma run
      3) Data-uitvoer
      4) Data-gebruik

   Bouw van een DBMS
      1) Toevoegen    van programma's en data voor DBMS
      2) Mutatie      van programma's en data voor DBMS
      3) Verwijdering van programma's en data  uit DBMS
      4) Verzamelen   van programma's en data voor DBMS

   Voedsel cyclus
      1) Voedsel van plant     naar   consument
      2) Voedsel gebruik       binnen consument
      3) Voedsel van consument naar      plant
      4) Voedsel gebruik       binnen    plant

   Produceren.
      1) Kennismaken_met behoeften (verkennen en verzamelen van benodigdheden)
      2) Ontwikkelen
      3) Productie
      4) Gebruiken

   Uitvoering.
      1) Doel
      2) Plan
      3) Uitwerking/implementie
      4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling

   Onderzoek.
      1) Instructie    w.o. probleemstelling en methode van onderzoek
      2) Uitvoering    w.o. interpretatie, conclusie en aanbeveling
      3) Presentatie   w.o. feedback/terugkoppeling
      4) Evaluatie   n.a.v. feedback/terugkoppeling

   Bijwonen van een lezing.
      1) Attentie van toehoorders lezing
      2) Introductie van lezing
      3) Lezing
      4) Nabespreking met toehoorders

   Redevoering.
      1) Aanhef          = Exordium
      2) Uiteenzetting   = Narratio
      3) Bewijsvoering   = Argumentatio
      4) Slotbeschouwing = Peroratio

   Lezen van een rapport.
      1) Voorwoord
      2) Inleiding
      3) Uiteenzetting
      4) Nawoord

   Schoollesvoorbereiding.
      1) Motivatie
      2) Schematisatie
      3) Uiteenzetting
      4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling

   Empirische cyclus.
      1) Waarneming
      2) Inductie en reductie
      3) Toetsen
      4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling

   Deelname als persoon C aan S i.d.v.v. bv. een bedrijf/club/groep/instelling/onderneming/school/vereniging.
      1) Aanmelden
      2) Participeren
      3) Afscheid_nemen/verlaten/vluchten
      4) Mijden

   Transactionele analyse = TA = OVK-model (persoonlijkheidstheorie en psychotherapeutische behandelmethode)
      (niet exact gelijk, maar aangepast aan de T-indeling).
      1) Kind         : onbevooroordeeld waarnemen, verkennen en onderzoeken
      2) Ouder        :   bevooroordeeld naleven/volgen van  geboden, levens(on)wijsheid, moraal, normen, regels,
                                                            verboden, voorschriften, wetten.
      3) Volwassene   : onderzoeken, nadenken en doen met inachtneming van - en respect voor je omgevingswereld
                        want: - alleen afgaan op het onbevooroordeeld waarnemen is natuurlijk vaak onverstandig
                              - alleen afgaan op het   bevooroordeeld  geheugen is natuurlijk vaak onverstandig
      4) Inverse 1-3) : omgevingswereld

   De 3 Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsvoorstellingen in de Christelijke religie
      (niet exact gelijk, maar aangepast aan de T-indeling).
      1) Heilige Geest: onbevooroordeeld waarnemen, verkennen en onderzoeken (verlichting)
      2) Vader        :   bevooroordeeld naleven/volgen van geboden, levens(on)wijsheid, moraal, normen, regels,
                                                            verboden, voorschriften, wetten.
      3) Zoon/Jezus   : onderzoeken, nadenken en doen met eerbied voor je kwetsbare naasten/medemensen/omgevingswereld
                        want: - alleen afgaan op het onbevooroordeeld waarnemen is natuurlijk vaak onverstandig
                              - alleen afgaan op het   bevooroordeeld  geheugen is natuurlijk vaak onverstandig
      4) Inverse 1-3) : omgevingswereld

   De 3 kernwaarden in de Christelijke religie.
      (niet exact gelijk, maar aangepast aan de T-indeling)
      1) Geloof       : de juiste inzichten geloven                                    (verleden)
      2) Liefde       : kennis m.b.t. o.a. bescherming, veiligheid, troost, gezondheid (heden)
      3) Hoop         : hoopgevende voornemens                                         (toekomst)
      4) Inverse 1-3) : omgevingswereld

   Godentriaden.
      1) Kind   god
      2) Vader  god
      3) Moeder god
      4) Mensenwereld en spiegeling

   Menselijke - en dierlijke geest.
      1) Willen
      2) Geheugen
      3) Verstand
      4) Omgeving: lichaamsintern en lichaamsextern

   Eten en drinken.
      1) Eten en drinken
      2) Verteren
      3) Stoelgang
      4) Energie gebruik tijdens actie/doen/werken

   Lichaamsfuncties.
      1) Lichaamsopbouw  (in het bijzonder: scheppen, geboorte)
      2) Lichaamsleven   (in het bijzonder: beschermen,  leven)
      3) Lichaamsafbouw  (in het bijzonder: vernietigen,  dood)
      4) Lichaamgebruik

   Schijngestalten van de maan.
      1) Wassende  maan
      2) Volle     maan
      3) Krimpende maan
      4) Nieuwe    maan

   Tijdperspectief, eenheid van mens-zijn, bestaanscyclus.
      1) Verleden             vergelijk bv. lijst_T_{periode}{:<}{tot}
                                            lijst_E_{o}{verleden}... (E_in_T)
      2) Heden, nu            vergelijk bv. lijst_T_{periode}{:=}{heden}
                                            lijst_T_{periode}{binnen}
                                            lijst_T_{periode}{:=}{samenvallen}
      3) Toekomst             vergelijk bv. lijst_T_{periode}{:>}{vanaf}
                                            lijst_E_{g}{toekomst}... (E_in_T)
      4) Omgevingsinverse     vergelijk bv. lijst_T_{periode}{buiten}
                                            lijst_T_{periode}{:!}{niet_samenvallen}
                                            lijst_T_{periode}{:!}{overgang}

   Situatieafhankelijke gerichtheid als persoonskenmerk.
      1) Introvert
      2) Tussenvorm
      3) Extrovert (= extravert)
      4) Omgevingsinverse

   Archetypen/oerbeelden.
      1) De tijdcyclus 1-4 als model van de werkelijkheid: hoe we de wereld, w.o. onszelf ervaren/zien
      2) Het in ons geheugen genestelde/geprente model van de ouder-kind relatie
             (verleden, heden toekomst)
      3) De vormgevingen van de ouder-kind relatie in ons (latere) gedrag
      4) Omgevingsinverse

   Morele balans of moreel evenwicht.
      1) God of "het leven" heeft jou uitgekozen (je bent de winnaar van de bevruchting),
         je bent Gods gekozene, Gods bevoorrechte, Gods kind
      2) Je bent en wordt, net als "het brood", gezegend en gebroken: je ervaart vreugde en verdriet,
            genot en pijn, winst en verlies, lief en leed, wel en wee
      3) Jouw opgave/plicht/taak/verantwoordelijkheid als Gods gekozene, is om goed te zijn voor jezelf,
              voor jouw naasten en voor jouw leefomgeving
      4) Omgevingsinverse

   Projectfasen/stappenplannen.
      1) advies/initiatief/opdracht                                                        (en acceptatie)
      2) a. tav. 1) analyse/onderzoek/oriëntatie/verdieping/verkenning                     (en diagnose)
         b. tav. 3) ontwerp/opzet/plan/voorbereiding                                       (en beslising/keuze van aanpak)
      3) implementatie/ontwikkeling/realisatie/uitvoering                                  (en oplevering/overdracht/presentatie)
      4) beheer/borging/exploitatie/handhaving/instandhouding/nazorg/onderhoud/verbetering (en gebruik)

   Moira (mythologie): drie deelvormen, drie schikgodinnen, drievuldigheid, drievoudigheid, godentriade.
      1) Klotho:   de weefster,     schepster
      2) Lachesis: de verdeelster,  handhaafster, instandhoudster
      3) Atropos:  de onafwendbare, vernietigster
      4) Mensenwereld en spiegeling

   Hindoeïsme, Trimurti, Ishvara.
      1) Brahma:  de schepper       (ontstaan)
      2) Vishnoe: de instandhouder  (instandhouding)
      3. Shiva:   de verwoester     (vergaan)
      4) Mensenwereld en spiegeling

   Planten verbouwen.
      1) Planten zaaien
      2) Planten laten groeien
      3) Planten oogsten
      4) Planten consumeren

   Werken.
     1)  Inwendig veroorzaakt/gestimuleerd/gemotiveerd/geprikkeld worden
     2)  Inwendig werken
     3) Uitwendig veroorzaken/stimuleren/motiveren/prikkelen
     4) Uitwendig laten werken (een ander of je eigen lichaam)

   Aandachtspunten:
   - De stadia uit bovenstaande cycli kunnen niet altijd met elkaar worden vergeleken.
   - T is in beginsel niet meer dan 4 typen verplaatsingen, die samen de T-cyclus vormen.
   - T kun je wel uitbreiden met aspecten uit bv. de E-cyclus, je kunt dan spreken van E_in_T
       Aspecten uit bv. E (bv. vergroten/bouwen <-> verkleinen/afbreken) kunnen in T verwerkt zijn.
   - Hoewel T1 in de vormen {ingaan} {koppelen} en {omhullen} als gevolg kunnen hebben: {vergroten},
            hoort {vergroten} niet bij T1, maar bij {m}, want T heeft betrekking op verplaatsingen
            en niet op gedaanteveranderingen van een object.

   Je kunt de indelingen van cycli gebruiken bij het gesproken of schriftelijk weergeven van informatie,
      bijvoorbeeld bij het maken van een indeling in hoofdstukken.
      Bij een hoofdstukindeling kun je bijvoorbeeld ook 2 cycli (van E_in_T) haaks op elkaar plaatsen,
          zodat je 16 hoofdstukken krijgt, bijvoorbeeld bij het maken van een gebruiksproduct met een
          duidelijke input en output, bijvoorbeeld een DBMS, per gebruikscyclus: de maakcyclus:

          - Gebruikcyclus:
            1. Input
               subindeling: 1-4 van de maakcyclus
            2. Interne verwerking
               subindeling: 1-4 van de maakcyclus
            3. Output
               subindeling: 1-4 van de maakcyclus
            4. Externe verwerking, w.o. gebruik van de output
               subindeling: 1-4 van de maakcyclus

          - Maakcyclus:
            1. Doel
            2. Opzet/plan
            3. Uitwerking: bouw/maak
            4. Controle/evaluatie

   Het lijkt erop dat Godszoekers/Godzoekers uitkwamen op min of meer vergelijkbare indelingsprincipes van
       min of meer gelijktijdig plaatsvindende stadia: de empirische kringloop, namelijk drie stadia met
       als vierde stadium: de inverse/spiegeling van stadia 1-3, met een grote diversiteit aan
       verschillende vormen.
   De kern van de Goddelijke drie-eenheid/drievuldigheid/drievoudigheid/triniteit lijkt gelegen in de
      wisselwerking tussen een (levend/dierlijk/menselijk) object en de objectomgeving: de tijdcyclus,
      vergelijkbaar met de empirische cyclus, bestaande uit vier stadia, waarvan het vierde stadium de
      inverse (omgeving) is van de eerste drie stadia.
      Voor de - circumcessio
              - co-inherentie
              - drie-eenheid
              - drievoudigheid
              - drievuldigheid
              - godentriade
              - perichoresis   (rondgang)
              - triniteit
           bestaan verschillende symbolen met bijbehorende deels verschillende betekenissen, vindbaar bij
           verschillende culturen.
           Denkbaar is dat de drie-eenheid is gebaseerd op het archetype/oerbeeld van ons mens-zijn in
           relatie tot onze omgeving: we proberen een goede draai te geven aan drie bewegingsrichtingen,
                   ook wel drie opeenvolgende stadia:
                   1. ervaren/ondervinden, w.o. willen
                   2. geheugen
                   3. (nadenken over) herscheppen van onze omgeving, waaronder ons lichaam
                  (4. onze omgeving doet hetzelfde in omgekeerde richting)
                  Het kan zijn dat culturen dit archetype/oerbeeld van elkaar hebben afgekeken, maar
                      net zo denkbaar is dat elke cultuur, mens of dier vanuit eigen ervaring zich
                      hiervan min of meer bewust is en er een eigen invulling aan geeft.
      De betekenissen van de stadia 1-3 stemmen niet altijd overeen, omdat je veel betekenissen kunt
         toekennen aan de wisselwerking tussen object en objectomgeving, bv.:
         - concrete      opbouw, verwerking en afbraak van min of meer noodzakelijke elementen
         - concrete     aanvoer, verwerking en uitvoer van min of meer noodzakelijke elementen
         - informatieve  opbouw, verwerking en afbraak van min of meer noodzakelijke elementen
         - informatieve aanvoer, verwerking en uitvoer van min of meer noodzakelijke elementen
      Ook object en omgeving kunnen een concrete - of meer abstracte betekenis hebben.
      De eenheid tussen de drie stadia lijkt weinig betoog te behoeven, de verwevenheid is groot,
         mede omdat het niet alleen gaat om de pure T-indeling, maar met name ook om de E-indeling
         (oorzaak, meewerken, tegenwerken en gevolg) binnen elk T-stadium 1-4.
      De als schema uiterst triviale en basale boodschap waar het voor de mens om lijkt te gaan
         is in de vormgeving tevens uiterst divers en complex met oneindige verschijningsvormen en
         kan in de kern wellicht omschreven worden als:
                  - we zijn een concrete - en informatieve eenheid van input, processing en output
                    (invoer, verwerking en uitvoer), voor levende wezens bv. te omschrijven als
                             (zindelijk, deugdelijk):
                             1. waarnemen en nemen/ontvangen
                             2. geheugen, w.o. moraal en levenservaring
                             3. verstandig/volwassen nadenken (t.a.v. verleden, nu en toekomst) en
                                verstandig/volwassen doen en geven
                  - de drie stadia zijn niet enkel verplaatsing, maar ook is gedaanteverandering
                       (oorzaak, meewerken, tegenwerken, gevolg) binnen elk stadium betrokken en
                       wellicht treedt in elk stadium het daaraan mogelijk verbonden type informatie
                       meer op de voorgrond:
                             1. van werkelijkheid naar informatie   {info}
                             2. doorgeven/routering van informatie  {c}
                             3. onze inbreng/invloed/verantwoording {o}
                  - we zijn omgevingsafhankelijk en we zullen het moeten doen met onszelf en met onze
                    omgeving, waarbij de deugdelijke/zindelijke middelen (deugden) lijken:
                              - waarheid
                              - goede_communicatie
                              - eigenwaarde/zuiver_geweten/(zelf)kennis
                              - beschermen/helpen
           Menselijke bijeenkomsten bestendigen het "heilige beeld/symbool": we krijgen meer zicht
                      en worden zichtbaarder en verbinden ons binnen onze gemeenschap van mensen:
                      luisterend, pratend, zingend, doend, lerend en vermakend.
           God lijkt een begrip waarvan de betekenis ongeveer zou kunnen zijn dat we het
               goede/menselijke/deugdelijke/zindelijke zelf een onderdak/plaats/ruimte kunnen bieden
               binnen de verschillende gelijktijdige cyclische stadia van waarnemen, denken en doen
               in ons leven, omdat dit het enige is wat we zelf kunnen doen en waar we zelf voor
               verantwoordelijk zijn.
               Binnen het archetype van de drie-eenheid bevindt zich ook (de diepte van) ons bestaan,
                      ons zielenleven met (diepe) (gevoelens van) bv. willen (liefde en haat), reacties
                      (erkenning en miskenning), eigenwaarde (prestige en schuld).
                      Het toelaten van min of meer gelijktijdige aandacht voor - en streven naar het
                          goede/werkzame voor jezelf (geestelijk en lichamelijk) en verwanten, kunnen
                          onze gevoelens van zelfrespect/eigenwaarde helpen.

               Geloof in een God of goden kan ontstaan en/of worden versterkt en/of moeilijk worden
                      weerstaan door de kalmerende/ontstressende werkingen van bv. (vermeende):

                      - antwoorden op levensvragen
                      - baat bij hetzelfde geloof binnen een cultuur
                      - dromen en/of hallucinaties kunnen de indruk geven dat er sprake is van een
                               andere minder toegankelijke werkelijkheid, mede door vermenging met
                               indrukken uit de werkelijkheid, bv.:
                               - minder goede gewetens kunnen ons het gevoel laten bekruipen dat
                                 we op velerlei wijzen worden belaagd
                               - sterke wensen of - afkeren, angsten en haat kunnen dromen en
                                 hallucinaties sterk inkleuren en heftige herinneringen
                                 achterlaten in ons geheugen
                               - in onze dromen denken we te praten met anderen.
                               - op den duur kan minder duidelijk/helder worden of we bepaalde
                                 ervaringen hebben beleefd of gedroomd
                      - eerbied voor ouders en/of cultuur en/of gezag met hetzelfde geloof
                      - eeuwenoude leeftijd van het geloof
                      - het hebben van een discrete welwillende en wijze gesprekspartner
                      - hoop op hulp van buitenaf
                      - hoop op leven na de dood, geloof is bv. ook een bewijs van goed gedrag
                      - horen bij - en gewaardeerd worden door de groep geloofsgenoten,
                              deelname aan geloofs- en/of wereldlijke activiteiten, bv. het
                              gezamelijk doen en beleven van riten en gebruiken binnen een
                              dienst/godsdienstbijeenkomst om uitdrukking te geven aan een
                              gezamelijk gevoeld ontzag voor God(swerkingen) of goden(werkingen)
                              en daarmee versterking van ons gemeenschapsgevoel
                      - inbedding van moraal binnen het geloof,
                                  er lijkt sprake van zin van het leven of van jouw leven en
                                  er lijkt sprake van een absoluut goed en kwaad
                      - nadruk op tevredenheid met wat je (nog) hebt: gezondheid, familie, bezit
                      - natuurlijke, bekende en vertrouwde structuur: ouder-kind, ouderliefde,
                            we blijven terugverlangen naar het hulpeloze kind-zijn/kind-blijven,
                            het in de vorm van o.a. riten/spel/symbolische_handelingen herbeleven
                            van bemoedigende/beschermende/gerustellende/troostende/zorgende
                            gevoelens en herinneringen van jouw ouder-kind relatie, een universeel
                            diep gewortelde behoefte, waarmee je de spanning van deze niet altijd
                            bewuste krachtig emotionele gevoelens van hulpeloosheid en onmacht
                            bevrijdt/de_ruimte_geeft/een_uitlaatklep_geeft/ontlaadt
                      - persoonlijk beelden bij het geloof
                      - verklaring voor (het ontstaan van) het heelal, de natuur en het leven
                      - verklaring voor aspecten van de weinig begrepen werking van informatie ;
                        van lang niet alle informatie die ons aanraakt, bereikt, pakt, ontroert,
                        soms ook belaagd en bestookt, kunnen we de herkomst duiden
                      - verklaring voor de waakzaamheid van onze geest en ons lichaam over ons
                      - verklaring voor een veelheid aan (soms tegenstrijdige) driften,
                        plichtgevoelen, verlangens, wensen
                      - verklaring voor mystieke ervaringen en mystieke gevoelens

           De archetypen/oerbeelden van het menselijk bestaan lijken samen te vallen met (interactie
              tussen) de 4 basiskenmerken van ons bestaan en de daaruit af te leiden kenmerken,
              waarvan de in dit verband toegekende namen zijn: Materie, Ruimte, Tijd en Energie:

                1. Materie: wat is (on)echt en wat is (on)waar?
                            Hiertoe hoort bv. het onderscheid tussen echt en info:
                                                   aards <-> kerkelijk
                                                bestaand <-> niet-bestaand
                                                concreet <-> abstract
                                               doewereld <-> denkwereld
                                                    echt <-> spel
                            feitelijkheid/feit/feitelijk <-> denkbeeldigheid/denkbeeld/denkbeeldig
                                                 fysisch <-> metafysisch
                                                hardware <-> software
                                      intuïtie/intuïtief <-> analyse/analytisch
                                              letterlijk <-> figuurlijk/overdrachtelijk
                                     lichaam/lichamelijk <-> zintuigen/zintuiglijk
                                                  mensen <-> goden
                                              natuurlijk <-> bovennatuurlijk
                                              non-fictie <-> fictie
                                                praktijk <-> theorie
                                               real_life <-> no_real_life
                                 realiteit/werkelijkheid <-> model/informatie
                                              stoffelijk <-> onstoffelijk
                                                tastbaar <-> ontastbaar
                                         vlees/vleselijk <-> geest/geestlijk
                                               werkelijk <-> onwerkelijk
                2. Ruimte:  wat is ons vertrekpunt, wat is onze bestemming, welke route volgen we en
                            waarmee? Hiervan afgeleid zijn bv.
                            - de vragen: wat, waar en hoe zijn we na ons overlijden?
                            - eeuwigheidsvragen
                            - onze levensweg
                            - toekomstdromen/toekomstwensen
                3. Tijd:    in combinatie met Energie: de empirische cyclus en daarvan afgeleid de
                            verschillende godentriaden of Drie-eenheid.
                            De tijdcyclus 1-4 (of 1-3) als 4 typen {1} {2} {3} {4} van
                            (informatie)bewegingen of (informatie)verplaatsingen, waaronder ook ons
                            geheugen {2}, waarbinnen ook onze (eerste) ervaringen zijn opgeslagen,
                            waaronder de (vormgeving van) de ouder-kind relatie en daaruit
                            voortvloeiend de vormgeving van de ouder-kind relatie.
                            De vormgeving van de ouder-kind relatie is voor ieder mens en dier
                            verschillend en bepalend voor (later) in het gedrag vergelijkbare
                            (omkeerbare) vormen van hulp en bescherming {m} binnen relaties of rollen,
                            ook als deel van onze Godsbeelden.
                4. Energie: Wat zijn de oorzaken, wat zijn de gevolgen, wat is goed en kwaad?
                            De ouder-kind relatie is een voorbeeld waarin deze 4 aspecten van E
                            nadrukkelijk zichtbaar worden.

------------------------------------------------------------------
BEGIN deugden <-> ondeugden
------------------------------------------------------------------

Een deugd zou je kunnen omschrijven als goed doen voor een ander
    (ook met de blik naar de toekomst), waarbij je jezelf (een beetje) moet
    wegcijferen, bv. omdat je er moeite voor moet doen of omdat je er iets
    voor moet inleveren.

        meer abtract:

------------------------------------------------------------------
                 deugden <-> ondeugden
------------------------------------------------------------------
        vertrouwen_geven <-> wantrouwen_geven
           respect_tonen <-> disrespect_tonen
           hoffelijkheid <-> onhoffelijkheid
             beleefdheid <-> onbeleefdheid
------------------------------------------------------------------

        meer concreet:

------------------------------------------------------------------
                 deugden <-> ondeugden
------------------------------------------------------------------
            eerlijk_zijn <-> oneerlijk_zijn
            sociaal_zijn <-> asociaal_zijn
                  helpen <-> in_de_steek_laten
              beschermen <-> stuk_maken
------------------------------------------------------------------

Kanttekeningen:
- Deugden kunnen nooit absoluut zijn, het is niet redelijk om met je deugdzame gedrag jezelf of anderen te veel
    weg te cijferen of te beschadigen.
- Tegenover gedrag dat wordt aangemerkt als ondeugd, kun je hetzelfde gedrag deels/soms ook positief benaderen.
    Bijvoorbeeld de zeven hoofdzonden:
    - ijdelheid   <-> trots
    - gierigheid  <-> zuinigheid, rentmeesterschap
    - lust        <-> ontspanning: dierlijke/menselijke lusten binnen aanvaardbare grenzen regelmatig bevredigen
    - jaloezie    <-> gevoel voor rechtvaardigheid
    - gulzigheid  <-> genieten van eten en drinken
    - woede       <-> asertiviteit
    - luiheid     <-> aandacht voor - en genot van elkaar, de goede dingen, gezelligheid, geen verspilzucht

- Woorden die verwijzen naar (te) (veel) bewogenheid en/of deugdelijk/sociaal gevoel en/of - gedrag:
       Florence_Nightingale
       Joris_Goedbloed
       aandoening
       aangrijpendheid
       aangrijping
       affabiliteit
       affect
       affectabiliteit
       affectie
       affectiviteit
       altruïsme
       altruïst
       attentheid
       barmhartigheid
       begrip
       begripsvermogen
       beleefdheid
       beminnelijkheid
       benevolentie
       beroering
       beschavingsideaal
       bescheidenheid
       betamelijkheid
       bonhomie
       clementie
       comitas_gentium
       compassie
       cordialiteit
       correctheid
       coulance
       coulantheid
       courtoisie
       cultuur
       cultuurmens
       de_kwaadste_niet
       decentie
       deemoed
       deemoedigheid
       deugdzaamheid
       een_dame
       een_echte_dame
       een_echte_heer
       een_goed_hart
       een_goed_mens
       een_gouden_hart
       een_groot_hart
       een_hart
       een_hart_in_je_lijf
       een_hart_van_goud
       een_heer
       een_klein_hartje
       een_menselijk_gezicht
       een_ruim_hart
       een_warme_uitstraling
       eerbaarheid
       empathie
       engeltje
       erbarmelijkheid
       erbarmen
       erbarming
       ethos
       fatsoen
       fatsoenlijkheid
       fijnbesnaardheid
       fijne_pik
       fijngevoeligheid
       fijnzinnigheid
       galantheid
       gastvrijheid
       gedienstigheid
       gedistingeerdheid
       gemanierdheid
       gemoedelijkheid
       genade
       genadewerk
       genadigheid
       genegenheid
       generositeit
       gentleman
       gepastheid
       gevoel
       gevoeligheid
       goedaardigheid
       goedbloed
       goeddoener
       goede_manieren
       goede_werken
       goederd
       goedertierenheid
       goedgeefsheid
       goedgezindheid
       goedhals
       goedhartigheid
       goedheid
       goedheilig_man
       goedigheid
       goedmens
       goedmoedigheid
       goedwillendheid
       goedzak
       goedzakkigheid
       goeie_sul
       goeierd
       goeiigaard
       goeiigheid
       grootmoedigheid
       gutmensch
       hartelijkheid
       hartroerendheid
       heer
       hoffelijkheid
       hospitaliteit
       humaniteit
       inlevendheid
       inleving
       inlevingsvermogen
       innemendheid
       innigheid
       jovialiteit
       karakter
       karakterjongen
       karaktermeid
       liefderijkheid
       liefheid
       mededogen
       mededogendheid
       medegevoel
       medeleven
       medelijden
       meedogendheid
       meegevoel
       meeleven
       meelevendheid
       meelij
       meevoeling
       menselijkheid
       mensenplicht
       mensenvriend
       menswaardigheid
       milddadigheid
       mildheid
       minnelijkheid
       minzaamheid
       moederfiguur
       navoeling
       netheid
       nobelheid
       onbaatzuchtigheid
       ontroering
       onzelfzuchtige
       onzelfzuchtigheid
       oorbaarheid
       ootmoed
       ootmoedigheid
       piëteit
       plichtpleging
       positieve_gezindheid
       rachmones
       raking
       rechtgeaardheid
       ridderdeugden
       ridderideaal
       ridderlijkheid
       roering
       royaliteit
       ruimhartigheid
       schappelijkheid
       sensitiviteit
       sociabiliteit
       socialiteit
       solidariteit
       teerhartigheid
       the_milk_of_human_kindness
       toegedaanheid
       toegewijdheid
       ubuntu
       vaderfiguur
       vergevensgezindheid
       vergevingsgezindheid
       verheffing
       verhevener_doelen
       vermenselijking
       vervangend_schuldgevoel
       volraking
       volschieting
       voorbeeldigheid
       voorkomendheid
       vriend/vriendin
       vriendelijkheid
       weg-met-onsmentaliteit
       weldaad
       weldadigheid
       weldoener/weldoenster
       welgeaardheid
       welgemanierdheid
       welgezindheid
       wellevendheid
       welmenendheid
       welvoeglijkheid
       welwillendheid
       zachtaardigheid
       zachtzinnigheid
       zelfopoffering
       zelfverloochening

------------------------------------------------------------------
END   deugden <-> ondeugden
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
BEGIN Toelichting bij methoden {mt} = {werkwijzen}
------------------------------------------------------------------

  De objecten {m} en {t} vormen samen {mt}.
  {m}  = meewerken
  {t}  = tegenwerken
  {mt} = werkwijze, methode, techniek

  Methoden kunnen initieel worden ingedeeld volgens onderstaande 4 fasen uit T
           (algemeen: T1. input T2. interne verwerking T3. output T4. externe verwerking)
           waarin ook E (oorzaak-methode-gevolg) verwerkt kan worden (E_in_T):
           - T1 onderzoeken (  beschrijvend,  descriptief  vastleggend op basis van eigen waarnemingen)
           - T2 kiezen
           - T3 sturen      (voorschrijvend, prescriptief,   normatief op basis van eigen besluiten)
           - T4 resultaat

           Je kunt ook de items "beschrijvend" en "voorschrijvend" ook beschouwen als 2 substadia
              van fase 2, in fase 2 worden:
              - de waarnemingen uit fase 1 opgeslagen (vastleggend, beschrijvend, descriptief) als
                na-modellen in het geheugen, mogelijk veelal in de vorm van inductie
                (van bijzonder naar algemeen)
              - (met behulp van de na-modellen in het geheugen) voor-modellen (plannen/programma's)
                gemaakt (voorschrijvend, prescriptief, normatief, regelend) om daaraan wel of geen
                uiting te geven in fase 3, mogelijk veelal in de vorm van deductie
                (van algemeen naar bijzonder).

              Schematische vergelijking:

              beschrijvend <-> voorschrijvend/normatief/regelend
              descriptief  <-> prescriptief
              introvert    <-> extravert
              passief      <-> actief
              verleden     <-> toekomst

  Methoden kunnen initieel ook worden ingedeeld volgens onderstaande 3 fasen uit E of sub zijn
           van bovenstaande 4 T-fasen:

           - o  oorzaak
           - mt methode/werkwijze, te onderscheiden als mee- of tegenwerkend
           - g  gevolg

  In proces-beschrijvingen zie je  wel dat de opeenvolgende E-fasen verwerkt zijn/lijken
                                           in opeenvolgende T-fasen.

  In proces-beschrijvingen zie je niet dat de opeenvolgende T-fasen verwerkt zijn/lijken
                                           in opeenvolgende E-fasen.

  Hieruit zou je kunnen vermoeden dat het dierlijk/menselijk "denken" zich wellicht in
          beginsel/oorsprong concentreert rond de denkbeeldige scheidslijn tussen R en T
          (het begrip beweging), waarbij M en E fungeren als ondersteunende-/sub-indelingen.

           _____________________________________________________________________

           BEGIN methodisch/systematisch werken volgens oorzaak-werkwijze-gevolg
           _____________________________________________________________________

           - oorzaak: behoefte probleem

               beleidsgericht_werken     beleidsgerichtheid     beleidsgericht
           op_de_bron_gericht_werken        brongerichtheid        brongericht
              probleemgericht_werken    probleemgerichtheid    probleemgericht
                 vraaggericht_werken       vraaggerichtheid       vraaggericht

           - werkwijze: methode, werk-mogelijkheden

                 actiegericht_werken       actiegerichtheid       actiegericht
           competentiegericht_werken competentiegerichtheid competentiegericht
               functiegericht_werken     functiegerichtheid     functiegericht
               gedragsgericht_werken     gedragsgerichtheid     gedragsgericht
              potentiegericht_werken    potentiegerichtheid    potentiegericht
              praktijkgericht_werken    praktijkgerichtheid    praktijkgericht
                procesgericht_werken      procesgerichtheid      procesgericht
               systeemgericht_werken     systeemgerichtheid     systeemgericht

           - gevolg: doel oplossing

                  doelgericht_werken        doelgerichtheid        doelgericht
                effectgericht_werken      effectgerichtheid      effectgericht
            gebruikersgericht_werken  gebruikersgerichtheid  gebruikersgericht
            oplossingsgericht_werken  oplossingsgerichtheid  oplossingsgericht
             prestatiegericht_werken   prestatiegerichtheid   prestatiegericht
               productgericht_werken     productgerichtheid     productgericht
             resultaatgericht_werken   resultaatgerichtheid   resultaatgericht
                  taakgericht_werken        taakgerichtheid        taakgericht
              toekomstgericht_werken    toekomstgerichtheid    toekomstgericht
           toepassingsgericht_werken toepassingsgerichtheid toepassingsgericht

           _____________________________________________________________________

           END   methodisch/systematisch werken volgens oorzaak-werkwijze-gevolg
           _____________________________________________________________________

------------------------------------------------------------------
END   Toelichting bij methoden {mt} = {werkwijzen}
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
BEGIN Informatie en communicatie
------------------------------------------------------------------

  Informatie is een onmisbaar hulpmiddel bij het (over)leven.

  Met behulp van waarnemende organen (zintuigen) maken wezens een voorstelling van de omgeving:
         - het eigen lichaam en
         - de omringende ruimte.

  Waarneming kan bv. in de vorm van beeld, geluid, reuk, smaak, gevoel.

  Het lichaam van een levend object lijkt voortdurend in de weer met het aanbrengen van
      balansen/evenwichten via cycli/kringlopen met behulp van informatie.

  Alles wat bestaat kan tevens fungeren/dienstdoen als informatiedrager (= model).
  Een informatiedrager is elk object/fenomeen dat (in beginsel/principe) kan worden
      gedetecteerd/opgemerkt/waargenomen door een ander object/fenomeen.
      Een deel van de objecten fungeert voornamelijk als informatiedrager (= model),
          bv. (opslag)media voor lichaams in- en uitwendige talen.
          Een model kan verwijzen naar (aspecten/kenmerken van) bv.:
           - zichzelf
           - (een relatie met) iets anders

  In het denk- en spraakgebruik worden informatiedragers ook wel aangeduid als informatie.

  De soorten informatie zou je mede kunnen afleiden uit de verschillende soorten talen, waarmee
     informatie kan worden gecommuniceerd, bv.
     DNA-taal, babytaal, bargoens, beeldentaal, braille, computertaal, cultuurtaal, dierentaal,
     gabbertaal, gebarentaal, geboortetaal, genentaal, geurtaal, gewesttaal, gewonemensentaal,
     gogentaal, groepstaal, handspraak, jargon, jip-en-janneketaal, jongerentaal, juridische taal,
     kindertaal, kunstmatige taal, landstaal, lichaamstaal, mensentaal, mimiek, moedertaal,
     objecttaal, omgangstaal, platte taal, rechtstaal, reclametaal, regiolect, slang, sociolect,
     spreektaal, straattaal, streektaal, subcultuurtaal, taal van je gezicht, taal van je handen,
     taal van je mond, taal van je neus, taal van je ogen, taal van je oren, taal van je wenkbrauwen,
     (taal van de) muziek, televisietaal, thuistaal, vaktaal, volkstaal, zustertaal.

  Indien je zou willen omschrijven wat informatie is, zou je op zoek kunnen gaan naar de
         kenmerken/eigenschappen die altijd gelden voor informatie, welke kenmerken je zou kunnen
         omschrijven als:
             -     "essentiële kenmerken van informatie" en/of
             -   "fundamentele kenmerken van informatie" en/of
             -      "inherente kenmerken van informatie" en/of
             -    "intrinsieke kenmerken van informatie" en/of
             - "niet-optionele kenmerken van informatie" en/of
             -  "non-optionele kenmerken van informatie" en/of
             -     "wezenlijke kenmerken van informatie" en/of
             -          "wezenskenmerken van informatie"

  Informatie lijkt altijd:

             - onwerkelijk (in de betekenis van abstract)
             - verplaatst deel of verplaatste deeltjes
             - buiten verplaatsing (-> met de potentie om te worden ontvangen/waargenomen)
             - beïnvloeden/veroorzaken (oorzaak van alles, waaronder geheugen en kennis)

  Het begrip informatie kun je niet los zien van andere basisbegrippen.
  Wat de basisbegrippen zouden kunnen zijn en hoe de relaties daartussen zouden kunnen zijn binnen
      het dierlijk- en menselijk ervaren, denken en doen, is onder meer het onderwerp van
      experimentele amateuristische bedenksels binnen het MRTE-indelingsmodel:
      https://www.mrte.info

  Binnen het MRTE-indelingsmodel worden aangemerkt als kenmerken van informatie:
         - {M} : onwerkelijk
         - {R} : verplaatst deel
         - {T} : buiten verplaatsing
         - {E} : beïnvloeden/veroorzaken

  Het begrip informatie is nauw verbonden met het begrip communicatie, informatie maakt deel uit
      van communicatie.
      De kenmerken van informatie lijken te kunnen worden ingekaderd binnen de hoofdschema's van
         communicatie, waarbij je uitkomt op een basisschema voor een:
         - empirische kringloop
         - empirische cyclus
         - empirische cirkel

  Binnen het MRTE-indelingsmodel zijn de hoofdschema's van communicatie:
         - R-indeling
         - T-indeling

         - R-indeling:

           {A} bron
           {B} bereik
           {C} verplaatst deel of verplaatste deeltjes
           {D} route

           Schematisch:

                {A} (=bron)   --{C} (=verplaatst deel)-->   B (=bereik)
                                {D} (route)

         - T-indeling (4 keer R):

           {1} verplaatsing naar binnen
           {2} verplaatsing      binnen
           {3} verplaatsing naar buiten
           {4} verplaatsing      buiten

           Schematisch:

                  ____________________
                 |                    |
                -1->     -2->        -3->     -4->
                 |                    |
                 |____________________|

         De indelingen van het MRTE-indelingsmodel zijn gebaseerd op de configuraties van de begrippen:
            - onveranderlijk/vast en veranderlijk/los (voor de kenmerken)
            - binnen/inwendig en buiten/uitwendig     (voor de kenmerkwaarden)

         Binnen het schema https://www.mrte.info/kenmerken_van_informatie.html staan de kenmerken van
                informatie vermeld in de rode vlakken en zijn in de volgorde M R E T :

                    - bij {M}: onwerkelijk
                    - bij {R}: verplaatst deel
                    - bij {E}: beïnvloeden/veroorzaken
                    - bij {T}: buiten verplaatsing

         Bovengenoemde 4 kenmerken van informatie zou je op basis van de binnen/buiten-indeling als
                       aanvullende kenmerken kunnen projecteren op de R- en/of T-indeling.

         Aanvulling (+) van de 4 kenmerken van informatie bij R:
                    {A} bron                      + beïnvloeden        : uiting/verzending      van informatie
                    {C} verplaatst deel           + verplaatst deel    : verplaatsing           van informatie
                    {D} route                     + buiten verplaatsing: informatie buiten {A} en buiten {B}
                    {B} bereik                    + onwerkelijk        : waarneming/ontvangst   van informatie

                    Je zou kunnen spreken van info_in_R en per kenmerk van:
                       - E_in_R
                       - R_in_R
                       - T_in_R
                       - M_in_R

         Aanvulling (+) van de 4 kenmerken van informatie bij T, bv. als wisselwerking tussen een subject {S}
         en de omgeving.

                    {1} verplaatsing naar binnen + onwerkelijk         : waarneming/ontvangst   van informatie
                    {2} verplaatsing      binnen + verplaatst deel     : inwendige verplaatsing van informatie
                                                                            bv. denken of informatieverwerking
                    {3} verplaatsing naar buiten + beïnvloeden         : uiting/verzending      van informatie
                    {4} verplaatsing      buiten + buiten verplaatsing : omgevingsverandering -> evaluatie

                    Je zou kunnen spreken van info_in_T en per kenmerk van:
                       - M_in_T
                       - R_in_T
                       - E_in_T
                       - T_in_T

         Bij R zijn informatiewaarnemer en informatiezender verschillend, namelijk {B} en {A}
         Bij T zijn informatiewaarnemer en informatiezender hetzelfde,    namelijk {S}

         Invulling van bovengenoemde begrippen:
                   - onwerkelijk zou opgevat kunnen worden als: abstract, bv. beeld, geluid, reuk, smaak, tast
                   - de combinatie: "verplaatsing naar binnen + onwerkelijk" zou opgevat kunnen worden als de
                                    omzetting van de werkelijkheid -> onwerkelijkheid/info tijdens de waarneming.
                   - de combinatie: "verplaatst deel + verplaatst deel" zou opgevat kunnen worden als de verplaatsing
                                    van (een) werkend/werkzaam deel(tje(s)) uit (de) verplaatste deel(tje(s)).
                   - de combinatie: "verplaatsing buiten + buiten verplaatsing" zou opgevat kunnen worden als de
                                    "verplaatsing buiten" de waarnemer = {4} en vanuit deze positie
                                    "verplaatsing buiten" de waarnemer = {4} betekent een andere
                                    "verplaatsing buiten": de beleving/ervaring van de omgeving/werkelijkheid binnen
                                    het waarnemend orgaan/device, namelijk: de omgeving/werkelijkheid is/wordt een
                                    beleving/ervaring of krijgt een betekenis binnen het waarnemend orgaan/device,
                                    zie ook onderstaande tekst tussen:
                                        - BEGIN begin en eind
                                        - END   begin en eind
                   - bovenvermelde  4 etappes/fasen/stadia van T zijn aangevuld met de 4 kenmerken van informatie, de
                                    4 etappes/fasen/stadia van T worden beschouwd vanuit subject {S},
                                    min of meer tegelijk doorloopt de omgeving {O} van {S} dezelfde
                                    4 etappes/fasen/stadia in omgekeerde richting (spiegelbeeld), waarbij de
                                    4 etappes/fasen/stadia worden beschouwd vanuit omgeving {O}.
                   - levende lichamen hebben overlevingkansen omdat een groot deel van de input bestaat uit
                                    waarnemingen via zintuigen van (on)gunstige aspecten uit de omgeving of realiteit
                                    in de vorm van informatie, terwijl een groot deel van de output bestaat uit het
                                    beïnvloeden van de omgeving of realiteit, de levende omgeving doet hetzelfde in
                                    omgekeerde richting, de nadruk bij de input ligt op informatie inwinnen, de
                                    nadruk bij de output ligt op creatie/formatie/realisatie/schepping.
                   - voorbeelden van input - en output van informatie kan worden opgezocht in de lijsten:
                                                       lijst_T_{1}{info} <->     lijst_T_{3}{info}
                                                   lijst_E_{mt}{1}{info} <-> lijst_E_{mt}{3}{info}

                                                 voorbeelden:
                                                             onderzoeken <-> sturen
                                                 beschrijven (verslagen) <-> voorschrijven (instructies)

------------------------------------------------------------------
END   Informatie en communicatie
------------------------------------------------------------------

------------------------------------------------------------------
BEGIN begin en eind: een aangepast schema
------------------------------------------------------------------

  Tussen R en E is onderstaande analogie van toepassing, vaak verwoord in de vorm van beeldspraken:

        __________________________________________________________

                  begin | midden                      |       eind
        __________________________________________________________

        R :        bron | verplaatst_deel   route/weg |     bereik
        E : veroorzaken |       meewerken tegenwerken | resulteren
        __________________________________________________________

        Het leven kun je je voorstellen als een (levens)weg, welke je aflegt/overbrugt met weinig -
            of met veel hindernissen/moeite/tegenslagen/tegenwerkingen/weerstand.

        Begin en eind kunnen betrekken hebben op:
        1. een ruimtelijke afstand             (A       en B      in R)
        2. een opeenvolging van gebeurtenissen (oorzaak en gevolg in E)

        In het dagelijks leven zien we dit bv. terug bij mijlpalen in ons leven, alsook bij
           gewoonten en rituelen:
             - geboorte    en dood
             - aanstelling en ontslag
             - trouwen     en scheiden
             - begroeting  en afscheid

  Tussen M en T lijkt onderstaande analogie van toepassing:

         M : onwaar                info                   echt                   waar
         T : buiten_S              O->S                   S->O                   binnen_S
             geen interne          werkelijkheid->info    info->werkelijkheid    wel interne
             geheugenverbanden:                                                  geheugenverbanden:
             niet geloven                                                        wel geloven

         NB tussen objectieve - en subjectieve waarheid kunnen (grote) verschillen bestaan.
         NB de info indeling van T betreft: 1. waarnemen
                                            2. wel  geloven
                                            3. uiten/kenbaar_maken
                                            4. niet geloven
                                            Geloven betreft een vorm van gelijkheid tussen:
                                                    1. waarnemen en
                                                    3. uiten/kenbaar_maken
                                            Hierbij kun je tevens denken aan:
                                                    3. de opslag van info in het geheugen en
                                                    1. het weer herinneren/ophalen

        Je zou je kunnen afvragen of de termen "begin" en "eind" wellicht ook zouden kunnen opgaan
           voor de indelingen van M en T.
           Hierbij zou je misschien kunnen denken aan onderstaande rangschikking van de indeling
                   van het MRTE-indelingsmodel, dezelfde indeling, maar een andere volgorde:

           ____________________________________________________________

           - bi/bu   bi-bu     bu-bu         bi-bi             bu-bi
           ____________________________________________________________

           - grootte klein     ongelijk      gelijk            groot
           ____________________________________________________________

           - -       "begin"   -             -                 "eind"
           ____________________________________________________________

           M Materie {echt}    {onwaar}      {waar}            {info}
           R Ruimte  {bron}    {route}       {verplaatst_deel} {bereik}
           T Tijd    {S->O}    {buiten_S}    {binnen_S}        {O->S}
           E Energie {oorzaak} {tegenwerken} {meewerken}       {gevolg}
          _____________________________________________________________

           - M   {waar}          ~   gelijkheid van "zijn"       tussen {echt} en {info}
           - M {onwaar}          ~ ongelijkheid van "zijn"       tussen {echt} en {info}

           - R {verplaatst_deel} ~   gelijkheid van plaats       tussen {bron} en {bereik}
           - R {route}           ~ ongelijkheid van plaats       tussen {bron} en {bereik}

           - T {binnen_S}        ~   gelijkheid van verplaatsing tussen {S->O} en {O->S}
           - T {buiten_S}        ~ ongelijkheid van verplaatsing tussen {S->O} en {O->S}

           - E {meewerken}       ~   gelijkheid van werking      tussen {oorzaak} en {gevolg}
           - E {tegenwerken}     ~ ongelijkheid van werking      tussen {oorzaak} en {gevolg}

           - bij M: "zijn" ~ inwendige structuur van een object
           - bij R: het {verplaatst_deel} is (op een gegeven moment) aanwezig in {bron} of
                    {bereik}, terwijl de route zich altijd buiten {bron} en {bereik} bevindt
           - bij T: de  inwendige verplaatsing maakt      deel uit van input en output
                    de uitwendige verplaatsing maakt geen deel uit van input en output
           - bij E: je kunt meewerken betrekking laten hebben op:
                       - wie/wat de werking ondergaat
                       - relatie "bedoeling/doel" en "resultaat"
                                 in het bijzonder bij de lijsten:
                                 - lijst_E_{m}{g}{lukken}    <-> lijst_E_{t}{g}{mislukken}
                                 - lijst_E_{m}{functioneren} <-> lijst_E_{t}{dysfunctioneren}
                       - beide typen betrekkingen hebben gemeen: de beschouwing van het "resultaat",
                         vanuit een beschouwing zonder - en met het "resultaat" als gewenst doel.

           - de 2 middelste kolommen (bu-bu en bi-bi) geven een relatie weer tussen
             de 2 buitenste kolommen (bi-bu en bu-bi).
           - Bij route zou je kunnen denken aan een af te leggen weg, altijd met min of meer
                 weerstand, makkelijk of moeilijk.
           - M begin: echtheid/werkelijkheid
             M eind:  informatie i.d.v.v. beelden, geluiden, reuk, bereikt ontvanger/waarnemer
           - T begin: {S->O} ~ {output}
             T eind:  {O->S} ~ {input}  -> lering/ervaring/evaluatie/resultaat

           - bij M R en E lijkt de volgorde in bovenstaand schema in overeenstemming met een
                 denkbeeldig - en/of min of meer logisch ruimte- en tijdpad, echter niet of
                 minder bij T.

                 Hoe zou je bij T "output" en "input" als respectievelijk "begin" en "eind"
                 kunnen zien en "binnen verplaatsing" en "buiten verplaatsing" als
                 tussenliggende etappes/fasen/stadia?

                 Hieronder staan een aantal gedachten die deze zienswijze denkbaar zouden
                 kunnen maken:

                      - T4 is (ook) de inverse van T1-3 van S, namelijk T1-3 van O.

                      - De inverse T4 betreft de omgeving van S, waarin S ook een rol speelt,
                           enkel al door de aanwezigheid van S i.d.v.v. S->O
                           O kan dan ook het beste bekeken/beschouwd/bezien worden (O->S)
                           vanuit de aanwezigheid van S binnen O i.d.v.v. S->O, daarom zou het
                           "begin" van beschouwing S->O kunnen zijn.

                      - De T-indeling 1-4 hoeft niet een (complete) tijd-volgorde te zijn.
                        Indien je de T-indeling op vergelijkbare wijze beschouwd als de
                        M R en E indeling wat betreft "begin" en "eind", dan zou je de
                        binnen - en buitenverplaatsing kunnen beschouwen als min of meer
                        gelijktijdige gebeurtenissen.

                      - De T-indeling lijkt het basisschema voor de empirische kringloop.
                        Per M R T E geldt een "kenmerk van informatie".
                        In de projectie van de 4 "kenmerken van informatie" op de T-indeling
                        zou je een meer complete "empirische kringloop" kunnen zien.
                        Bij deze projectie van de 4 "kenmerken van informatie" op de T-indeling
                        is T4 de projectie op T4 -> een buiten verplaatsing per
                                                    een buiten verplaatsing

                        De projectie T4 op T4 zou je kunnen lezen T4 x T4 -> T2, oftewel de
                           buiten verplaatsing binnen de T-indeling wordt een informatieve
                           buiten verplaatsing en daarmee een vorm van T2 (kennis van de
                           buitenwereld).
                           We kunnen onze omgeving of de werkelijkheid (T4) buiten ons
                           waarnemend orgaan alleen kennen binnen T2 i.d.v.v. bv. evaluatie.
                           Wat zich buiten ons waarnemingsorgaan afspeelt krijgt pas betekenis
                           binnen T2. Er is alleen ons geloof/vertrouwen dat T4 ook echt bestaat
                           zoals we het waarnemen.
                           Je zou daarbij kunnen denken aan verschillende cycli (T1-4).
                           Een deel van de (hele) snelle cycli zou zich ook niet of minder bewust
                           kunnen afspelen, we moeten namelijk zeer snel (onbewust) kunnen reageren
                           op direct gevaar.
                           Veel voorbeelden van de empirische cycli betreffen schematische stadia
                           met een betrekkelijk lange tijdsduur, terwijl ons besef van de
                           werkelijkheid wordt verkregen via hele snelle opeenvolgingen van
                           nieuwe situaties en nieuwe indrukken.
                           De projectie T4 op T4 zou je kunnen omschrijven als: het buitengebeuren
                              in tijd en ruimte, is informatie voor het binnengebeuren.

                           Onze leefwereld is enkel die van de (goden)triade:
                           - T1 input             (met name info: zintuiglijke waarneming)
                           - T2 binnen verwerking (ook info)
                           - T3 output            (ook info, met name in dienst van sturing)

                           De projectie van T4, als "kenmerk van informatie" op fase/stadium T4
                           zou je kunnen zien als een gedeeld bestaan van de "binnenwereld" met
                           de "buitenwereld", namelijk in de vorm van (een deel van)
                           (bepaalde soorten) informatie die zich niet beperkt tot binnen - en
                           buiten objecten (w.o. wezens).
                           Een deel van de vele vormen van wel/niet bewuste informatie zouden we
                           op een (nagenoeg) zelfde manier kunnen beleven als andere
                           objecten/wezens, zoals bv. beeld, geluid, ook i.d.v.v. radio, televisie
                           of internet, maar ook informatie die we niet of nauwelijks (nog) kennen
                           of waar we ons niet of weinig bewust van zijn.

                           Ook het bewustzijn van het - of ons bestaan werkt met informatie en
                           die informatie komt deels van buiten, ook buiten ons lichaam.

                           Input en output zijn relatieve begrippen, je kunt input en output
                                 bezien vanuit S, maar ook vanuit O.

                           Naast input en output zijn er nog 2 basisvormen van T1 en T3.
                                 De basisvormen van T1 en T3 zijn:

                                 - koppelen       <-> ontkoppelen
                                 - omhullen       <-> onthullen
                                 - ingaan/input   <-> uitgaan/output

                           De begin/eind indeling van T is analoog aan die van R.

                           Tussen T2 en T4 lijkt een sterke verwevenheid en onderlinge uitwisseling
                                  i.d.v.v. informatie.

                           Binnen de T-indeling zou T3 ~ "output" het "begin" kunnen zijn en
                                                    T1 ~  "input" het "eind" (resultaat)

                           In de vorm van een "empirische cyclus" als projectie van kenmerken van
                              informatie op de T-indeling:
                              - T3 : met sturing kunnen we ons leven veiliger inrichten:   formering
                              - T1 : met veilige zintuiglijke waarneming kunnen we ons
                                     richten op voor- en nadelen, bv. buit en gevaar:    informering

                           In de vorm van verslaglegging bij (wetenschappelijk) onderzoek:
                              - T3 : voorschrijvend, prescriptief, normatief, regelend
                              - T1 : vastleggend, beschrijvend, descriptief

                           Wanneer {o} geprojecteerd wordt op T3 lijken ook de 3 andere kenmerken
                                       denkbaar geprojecteerd te kunnen worden op de T-indeling,
                                       met de betreffende woordenlijsten:

                                       T-indeling   T3  T4  T1  T2
                                       projectie    {o} {t} {g} {m}

                                       Bij T3 zijn dat de woordenlijsten met daarin {o}
                                       Bij T3 zou je bv. kunnen denken aan:
                                           - (laten) beginnen
                                           - activeren
                                           - in gang zetten
                                           - motiveren
                                           - prikkelen
                                           - starten
                                       Bij T1 zou je bv. kunnen denken aan:
                                           - geactiveerd worden
                                           - in gang gezet worden
                                           - gemotiveerd worden
                                           - geprikkeld worden
                                           - gestart worden
                                       Een voorlopige naamgeving voor de cycli die beginnen met:
                                           T1 -> introverte cyclus
                                           T3 -> extraverte cyclus

                           Alle objecten/gebeurtenissen hebben de kenmerken van M R T E en daarom zou
                                je in het schema https://www.mrte.info/kenmerken_van_informatie.html
                                als verdergaande mogelijkheid kunnen veronderstellen dat misschien
                                alle kenmerken uit de M R E rubrieken op de T-indeling geprojecteerd
                                kunnen worden en een bepaalde invloed hebben op de fasen/stadia van
                                de T-indeling.
                                De functies of invloed van de kenmerken uit de M R E rubrieken die op
                                   de T-indeling geprojecteerd kunnen worden, zouden gezocht kunnen
                                   worden in begrippen en/of aanduidingen uit bijvoorbeeld de
                                   (tegenhangers van de) lijsten:
                                      - lijst_E_{mt}{2}{info}{kiezen}
                                      - lijst_E_{m}{bekrachtigen}
                                      - lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{benadrukken}
                                      - lijst_E_{m}{voortrekken}
                                      - lijst_K_{:>}{belangrijk}

                                Het MRTE-indelingsmodel betreft een amateuristisch bedenksel hoe we
                                    op hoofdlijnen biologisch "geprogrammeerd" zouden kunnen zijn in
                                    ons waarnemen, denken en doen, met de daarbij horende
                                    vooronderstellingen, voor- en afkeuren, ter idee-vorming, maar
                                    dit bedenksel kan natuurlijk ook deels of geheel niet stroken met
                                    de werkelijkheid.

------------------------------------------------------------------
END   begin en eind: een aangepast schema
------------------------------------------------------------------

BEGIN Samenvatting.

      Hoe denken we?

      Hoe denken we als mens en dier?
      Mensen en dieren lijken een vergelijkbare perceptie te hebben van de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie.
      Hoe we denken bepaalt hoe we de wereld beschouwen/zien, niet automatisch hoe de wereld in werkelijkheid is.
      Is het wellicht mogelijk om onze meest basale denkwijzen (archetypen) onder te brengen in een ruw schema?

      Het MRTE-indelingsmodel is een voorlopig resultaat van een project waarbij door het ordenen van (basale) begrippen
          pogingen kunnen worden ondernomen om de meest basale begrippen en relaties onder te brengen in een ruw schema,
          een amateuristisch probeersel voor een conceptueel model van de werkelijkheid.
          Het MRTE-indelingsmodel betreft niet een vast schema, maar de meeste componenten lijken een min of meer vaste
              plaats te behouden over de decennia heen, wat op zich natuurlijk geen verband hoeft de houden met de
              juistheid, het blijft puzzelen, waarbij je tevens niet kunnen stellen dat ons denken te "vangen" zou zijn in
              een relatief eenvoudig en logisch schema.

          Wanneer je zoekt naar kenmerken die altijd lijken te gelden voor het begrip informatie, en dat zijn niet
                  automatisch de meest wenselijke kenmerken, dan zou je die kenmerken kunnen herkennen op 4 plaatsen
                  binnen het MRTE-indelingsmodel, bij elk basiskenmerk 1 essentieel kenmerk van informatie.

      De 4 basisgrootheden of basiskenmerken zijn:

      M = materie = gedaante                           = niet-niet verandering = NN
      R = ruimte  =   plaats                           = niet-wel  verandering = NW
      T = tijd    =   plaatsverandering = verplaatsing =  wel-niet verandering = WN
      E = energie = gedaanteverandering = mutatie      =  wel-wel  verandering = WW

      bi = binnen
      bu = buiten

      Schema MRTE-indelingsmodel:

      Concreet (echt/werkelijk):

              - -       -        bi/bu              bi-bu         bu-bu                         bi-bi         bu-bi
             NN M Materie         vorm             {stof}         {los}                        {vast}   {geen_stof}
             NW R  Ruimte       plaats       {begin/bron}       {route}             {verplaatst_deel} {eind/bereik}
             WN T    Tijd verplaatsing           {output}    {buiten_S}                    {binnen_S}       {input}
             WW E Energie   vervorming         {beginnen}  {verkleinen}                   {vergroten}    {eindigen}

      Abstract (onecht/onwerkelijk/figuurlijk/info):

              - -       -      grootte              klein      ongelijk                        gelijk         groot
             NN M Materie         vorm             {echt}      {onwaar}                        {waar} {onecht/info}
             NW R  Ruimte       plaats           {zender}      {medium}                {bericht/info}   {ontvanger}
             WN T    Tijd verplaatsing            {uiten} {nieuws/info} {denken/voelen/geloven/weten}   {waarnemen}
             WW E Energie   vervorming {veroorzaken/info} {tegenwerken}                   {meewerken}  {resulteren}

      Toelichting:
                 - {stof} heeft in bovenstaand schema als betekenis: stof als vast, vloeibaar, gas

                 - {geen_stof} heeft in bovenstaand schema als betekenis: straling, golven, elektriciteit, chemie,
                               bv. beeld, geluid, geur, smaak, warmte, gevoel (w.o. leven).

                 - {vast} heeft in bovenstaand schema als betekenis vast m.b.t. kenmerken:
                    -        essentiële kenmerken
                    -      fundamentele kenmerken
                    -         inherente kenmerken
                    -       intrinsieke kenmerken
                    -    niet-optionele kenmerken
                    -     non-optionele kenmerken
                    -        wezenlijke kenmerken
                    -             wezenskenmerken

                 -  {los} heeft in bovenstaand schema als betekenis los m.b.t. kenmerken:
                    -   niet-essentiële kenmerken
                    - niet-fundamentele kenmerken
                    -    niet-inherente kenmerken
                    -       extrinsieke kenmerken
                    -         optionele kenmerken
                    -   niet-wezenlijke kenmerken

                 - Bij de ontwikkeling van het denken van primitieve - naar meer complexe levensvormen, alsook
                   bij de ontwikkeling van ongeborene naar volwassene, lijkt het aannemelijk dat begrippen zich
                   eerst ontwikkelen: - vanuit het zelf naar andere objecten en pas later ook tussen objecten
                                      - vanuit concrete situaties en pas later naar meer abstracte situaties

                 - Iets kan beschouwd als materie en/of als energie (werking) en bestaat uit eigenschappen/kenmerken van
                        materie ruimte tijd en energie.

                 - kenmerk = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie relatie.
                 - werken  = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie verplaatsing.

                 - BEGIN begin en eind

                   - M begin    = beginplaats van verplaatsing van werkelijkheid naar info.
                   - R begin    = beginplaats van verplaatsing van bron          naar bereik, bron en bereik zijn niet gelijk.
                   - T beginnen = begintijd   van verplaatsing van bron          naar bereik, bron en bereik zijn  wel gelijk.
                   - E beginnen = begintijd   van verplaatsing van oorzaak       naar gevolg.

                   - R bron  en ontvanger door verschillende objecten A en B
                   - T uiten en ontvangen door     hetzelfde object   S

                   - bij M R T E geven bi-bu en bu-bi de grenzen    aan: begin en einde
                   - bij M R T E geven bu-bu en bi-bi de richtingen aan: niet - en wel horend_bij/verbonden_met S

                   - de 2 middelste kolommen (bu-bu en bi-bi) geven een relatie weer tussen
                     de 2 buitenste kolommen (bi-bu en bu-bi).
                   - de 2 middelste kolommen (bu-bu en bi-bi) geven tevens aan: het wel - of niet verbonden zijn met het
                     beschouwde onderwerp S.

                   - bij M zijn {stof}/{echt}:             het begin en
                           zijn {geen_stof}/{onecht/info}: het einde.
                           De gedachte daarbij is: {stof}/{echt} is de generator van {geen_stof}/{onecht/info}.

                   - Bij T worden de opeenvolgende fasen/stadia 1 2 3 en 4 genoemd, maar je zou fasen/stadia 2 en 4 ook deels
                         als gelijktijdig kunnen beschouwen, de richtingen bij M R en E worden namelijk ook als gelijktijdig
                         beschouwd.
                         In werkelijkheid gelden beide situaties, zowel:
                            - een duidelijk ervaren opeenvolging van stadia van activiteiten, als
                            - gelijktijdige activiteiten
                              want een deel van de gebeurtenissen in stadium 4 (buiten S) wordt ook als gelijktijdig beleefd,
                                   omdat de informatie-overdracht via de zintuigen zo snel is, dat de gebeurtenissen in
                                   binnen- en buitenwereld als gelijktijdig worden ervaren.

                   - bij M R T E kan de eindgrens ook deels beschouwd worden als begingrens voor een vervolg in de tijd,
                         waarmee je dus opeenvolgende cycli kunt beschrijven bij zowel M, als R, als T, als E.
                         M R T E hebben dan elk een eigen cyclus, je kunt spreken van: de vier archetypische cycli.
                         De archetypische cycli M betreft de voortdurende snelle wisselwerking tussen werkelijkheid en
                            informatie, alsook de beoordeling/duiding/interpretie van wat daarbij (on)waar is.
                         - R en T lijken ruimte_georiënteerd als plaats en verplaatsing.
                         - M en E lijken   tijd_georiënteerd als   zijn en worden:
                                - M: denken: beoordeling/duiding/interpretatie van (on)waar
                                - E: doen:   meewerken of tegenwerken

                   - Levende wezens lijken (gelijktijdig) twee soorten cyclische communicatiemodellen te hanteren:

                     - R: vier ruimtelijke objecten rondom S, waarbij S een verplaatsing is, een   tijd-object
                     - T: vier        tijd objecten rondom S, waarbij S een zaak is,         een ruimte-object

                     - Bij communicatiemodel R is sprake van gerichtheid van object A op een ander object B.
                     - Bij communicatiemodel T is sprake van gerichtheid van object S op elk ander object binnen de omgeving.

                     - De M-cyclus en de E-cyclus zou je haaks kunnen denken op de R-cyclus en op de T-cyclus.

                     - De twee verplaatsings-communicatiemodellen zijn:

                       - het R-communicatiemodel: zender - medium -       bericht - ontvanger
                       - het T-communicatiemodel:  uiten - nieuws - denken/voelen - waarnemen

                       Elk van de vier stadia van het T-communicatiemodel bestaat uit de vier componenten van het
                           R-communicatiemodel.

                     - De twee mutatie-communicatiemodellen zijn:

                       - het M-communicatiemodel:    echt -      onwaar -      waar - onecht
                       - het E-communicatiemodel: oorzaak - tegenwerken - meewerken - gevolg

                       Elk van de vier stadia van het E-communicatiemodel bestaat uit de vier componenten van het
                           M-communicatiemodel.

                     - de onzekerheid m.b.t. de verplaatsings-communicatiemodellen betreft: denken/voelen
                     - de onzekerheid m.b.t. de       mutatie-communicatiemodellen betreft: M

                     - Bij alles wat we doen, passen we onze houding, beweging en gedrag direct en continue aan, zodra een
                           situatie zich ook maar enigszins wijzigt, m.b.v. onze zintuigen, bv. bij het zitten, lopen,
                           fietsen, spelen, werken, communiceren.
                           Per E-stadium kunnen we de 4 aspecten van M belichten/beschrijven.
                               Het is niet altijd mogelijk om een gebeuren als waar of onwaar aan te duiden, wel kun je
                               soms wel de waarheid van informatie omtrent een gebeuren aanduiden als wel - of niet
                               betrouwbaar.

                     - Het E-communicatiemodel kan haaks gedacht worden op het T-communicatiemodel.
                       Wanneer je een object zou willen beschrijven van globaal naar detail, dan zou je dat kunnen doen in
                               de volgorde TREM.
                               - Per T-stadium:   4 R-componenten
                               - Per E-gebeuren:  4 M-aspecten

                 - END   begin en eind

                 - BEGIN toelichting kolom {gelijk}

                   Algemeen:
                   - in bovenstaand schema hebben de termen {vergroten} en {verkleinen} betrekking op een
                        object/lichaam en horen bij respectievelijk {m} en {t}
                   - de term {vergroten} in bovenstaand schema betekent: het gelijke object/lichaam groter maken
                   - ook kopiëren en voortplanten zijn vormen van {vergroten}
                   - indien we het object aanduiden met  "+", dan geldt in bovenstaand schema:
                            - {vergroten}  = toename van "+"
                            - {verkleinen} =  afname van "+"
                   - hoewel T1 in de vormen {ingaan} {koppelen} en {omhullen} als gevolg kunnen hebben: {vergroten},
                            hoort {vergroten} niet bij T1, maar bij {m}, want T heeft betrekking op verplaatsingen
                            en niet op gedaanteveranderingen van een object.
                   - het begrip informatie heeft met name betrekking op het begrip (ver)plaats(ing):
                         - M onecht: met name zeer snelle verplaatsingen van deeltjes die geen concrete lichamen
                                     vormen
                         - R verplaatst deel
                         - T buitenverplaatsing
                         - E veroorzaken: beginnen/starten met object-interne bewegingen/verplaatsingen met mutaties
                                          tot gevolg.

                   Concreet (echt/werkelijk):

                   - {vast}             -> vaste/wezenlijke altijd_geldende/permanente kenmerken, gelijkblijvend
                   - {verplaatst_deel}  -> het {verplaatst_deel} is (op een gegeven moment) aanwezig in {bron} of
                                           {bereik}, terwijl de route zich altijd buiten {bron} en {bereik} bevindt
                   - {binnen S}         -> de  inwendige verplaatsing maakt      deel uit van input en output
                                           de uitwendige verplaatsing maakt geen deel uit van input en output
                   - {vergroten}        -> het_gelijke/hetzelfde object/lichaam groter_maken

                   Abstract (onecht/onwerkelijk/figuurlijk/info):

                   - {waar}             -> gelijkheid van gedaante/zijn tussen info en werkelijkheid ;
                                           {waar} is gelijkheid tussen {info} en {werkelijkheid}
                   - {bericht/info}     -> gelijkheid van plaats tussen {bron} en {bereik} ;
                                           gelijkheid van {info} op de plaatsen {bron} en {bereik}
                   - {denken/geloven}   -> gelijkheid van verplaatsing tussen input en output ;
                                           {geloven} (in wat (on)waar en/of (on)werkelijk is) is gelijkheid van
                                           {info} tussen {input} en {output}
                   - {meewerken}        -> gelijkheid van gedaanteverandering/werken tussen oorzaak en gevolg ;
                                           gelijkheid van "bedoeling/doel" en "resultaat", (effectiviteit), zie bv.:
                                           - lijst_E_{m}{g}{lukken}    <-> lijst_E_{t}{g}{mislukken}
                                           - lijst_E_{m}{functioneren} <-> lijst_E_{t}{dysfunctioneren}

                   END   toelichting kolom {gelijk}

      BEGIN Overdenkingen met betrekking tot informatie als buitenverplaatsing:

        Wat zou de buitenverplaatsing, aangeduid met T4 of met {buiten_S}, als {nieuws/info} kunnen betekenen?
            - we kennen de "buitenwereld" (buiten ons denken en voelen) alleen in de vorm van informatie, met name,
                 wat in de "buitenwereld" nieuw(s) voor ons is, ervaren we als informatie, dat kunnen zowel
                 (onverwachte) aanhoudende/blijvende gebeurtenissen zijn, als veranderende gebeurtenissen.
            - je zou eventueel ook kunnen bedenken dat onze "binnenwereld", namelijk {denken/voelen/geloven/weten},
                 de enige werkelijkheid is, het schema zou dan zijn:
                    1. {waarnemen}:                            info -> werkelijkheid
                    2. {denken/voelen/geloven/weten}: werkelijkheid
                    3. {uiten}:                       werkelijkheid -> info
                    4. {nieuws/info}:                          info
                 maar je zou tegelijk ook kunnen bedenken dat concrete (werkelijke) en abstracte (figuurlijke/info)
                      zaken altijd door elkaar - en naast elkaar spelen en elkaar beïnvloeden, vooralsnog wordt
                      van dit laatste uitgegaan binnen het MRTE-indelingsmodel.
            - omdat we de buitenwereld alleen kennen via de binnenwereld, namelijk via een zogenoemde
                    informatie-verwerkingseenheid, worden de reacties van de buitenwereld op de acties van de
                    binnenwereld ook wel aangeduid als "evaluatie", in die zin zou je T4 een vorm van T2 kunnen
                    noemen, alles wat kenbaar is van "buiten" verloopt via "binnen".
                    Evaluatie zou je ook kunnen zien als het informatieve onderhoud van objecten in de omgeving
                    van S.
                    Door fase/stadium 4 aan te duiden met de naam "onderhoud" of "evaluatie" wordt de kringloop
                    kortgesloten, de kringloop wordt daarmee als een voorlopig continue activiteit aangeduid.
            - stadium 4 is tevens de inverse van 1-3 en de "denkwereld" van de "buitenwereld" betreft stadium 4.
            - stadium 4 zou je ook kunnen beschouwen als "alles" dat van invloed is of kan zijn op het
                          {denken/voelen/geloven/weten}, "alles" kan informatiedrager zijn en zou je kunnen
                          beschouwen als het geheugen uit het verleden, hoe de wereld functioneert.
            - stadium 4 betreft verplaatsingen buiten S om, met andere woorden, alleen dat wat (zich)
                        beweegt/verplaatst buiten (de waarneming van) S om, betreft informatie, want alleen
                        dat wat (zich) beweegt/verplaatst buiten (de waarneming van) S om, kan S in beginsel
                        bereiken en daarmee ook waarneembaar en kenbaar worden.
            - stadium 4 zou je ook kunnen beschouwen als het kennen van S door de omgeving door verplaatsing
                        van deeltjes vanuit S, uiteindelijk buiten S om, zonder dat S zelf verandert, bv. beeld,
                        geluid, geur, smaak, tast.
            - stadium 4 zou je ook kunnen beschouwen als een afspiegeling van een object, niet het object zelf.
            - met andere woorden: alleen delen/deeltjes die bewegen kunnen in beginsel opgemerkt worden
                                  door het subject S, tevens wordt stadium 4 ook wel aangeduid met evaluatie
                                  omdat T4 eigenlijk een vorm is van T2: de beoordeling van acties van S binnen
                                  omgeving O kunnen alleen worden opgemerkt binnen een nieuwe T2.
            - het is echter niet zo dat informatie als buitenverplaatsing ook gekend zou moeten zijn of worden,
                  informatie als buitenverplaatsing betekent slechts dat informatie potentieel gekend kan zijn of
                  worden vanwege de beweging/verplaatsing en dat informatie als buitenverplaatsing ook verborgen
                  kan blijven.
            - opmerkelijk is dat binnen het MRTE-indelingsmodel de kenmerken van informatie niet vastleggen of
                          informatie (altijd) waar - of gekend is.

      END   Overdenkingen met betrekking tot informatie als buitenverplaatsing:

      BEGIN MRTE-indelingsmodel zo veel mogelijk vertaald naar plaats

        - plaats ->
          - verschil van plaats ~ andere        plaats (ruimte kenmerk): bi = binnen/inwendig       <-> bu = buiten/uitwendig
          -                   ver-ander-ing van plaats (  tijd kenmerk):  W = wel plaatsverandering <->  N = niet plaatsverandering

          - plaatsbegrenzing: {begin} {eind}
          - plaatsgrootte (van objecten): {verkleinen} {vergroten}
          - bipv = bi_plaats-verandering

                                                          bibu                   bubu              bibi           bubi
          NN M Materie bi_plaats             {concreet_object} {tijdelijke_kenmerken} {vaste_kenmerken} {afspiegeling}
          NW R  Ruimte bu_plaats                {begin_plaats}         {tussenplaats} {verplaatst_deel}  {eind_plaats}
          WN T    Tijd bu_plaats-verandering          {bi->bu}               {bu->bu}          {bi->bi}       {bu->bi}
          WW E Energie bi_plaats-verandering      {begin_bipv}           {verkleinen}       {vergroten}    {eind_bipv}

             BEGIN toelichting bij M

             - {tijdelijke_kenmerken} -> niet altijd aanwezige kenmerken op de plaats van het object
             -      {vaste_kenmerken} ->  wel altijd aanwezige kenmerken op de plaats van het object

             - een abstractie is een afspiegeling (bu) van - (en/of voor) een concreet object (bi)
                   veelal i.d.v.v. heel veel verplaatsingen binnen een korte tijd
                   veelal i.d.v.v. heel veel verplaatsingen binnen een standaard verplaatsing/verandering
             - zie bv. ook:

                                                      bibu <-> bubi
                                           concreet_object <-> afspiegeling

                                                     aards <-> kerkelijk
                                                   actueel <-> potentieel
                                                  bestaand <-> niet-bestaand
                                                   compact <-> diffuus
                                                  concreet <-> abstract
                                                 doewereld <-> denkwereld
                                                      echt <-> spel
                              feitelijkheid/feit/feitelijk <-> denkbeeldigheid/denkbeeld/denkbeeldig
                                                   fysisch <-> metafysisch
                                                  hardware <-> software
                                        intuïtie/intuïtief <-> analyse/analytisch
                                                letterlijk <-> figuurlijk/overdrachtelijk
                                       lichaam/lichamelijk <-> zintuigen/zintuiglijk
                                                  lichamen <-> communicatie/stromen/transporten
                                                    mensen <-> goden
                                                natuurlijk <-> bovennatuurlijk
                                    niet_verplaatste_delen <-> verplaatste_delen
                                                non-fictie <-> fictie
                                                  praktijk <-> theorie
                                                 real_life <-> no_real_life
                                   realiteit/werkelijkheid <-> model/informatie
                                                stoffelijk <-> onstoffelijk
                                                  tastbaar <-> ontastbaar
                                                uitvoering <-> oefening
                                           vlees/vleselijk <-> geest/geestlijk
                                                    voelen <-> denken/ratio/intellect/cognitie
                                                 werkelijk <-> onwerkelijk

             END   toelichting bij M

      END   MRTE-indelingsmodel zo veel mogelijk vertaald naar plaats

      BEGIN Hoe leren we?

      Het antwoord op de vraag 'Hoe leren we?' kan wellicht gevonden worden in antwoorden op vragen als:
          - 'Met welke methoden en middelen zouden we kunnen leren?'
          - 'Hoe zouden we als mens en dier geprogrammeerd kunnen zijn?'

      Denkbaar is dat de levende - en lerende natuur zich heeft ontwikkeld met de hulp van een beperkt aantal doelmatige - en logische
               begripsbouwstenen die een gevolg zijn van waarnemingen met behulp van uiteenlopende complexe waarnemingsorganen, welke
               begripsbouwstenen in verschillende patronen weer nieuwe begrippen vormen.
               Vervolgens zal binnen de levende - en lerende natuur de concrete wereld voortdurende razend snel omgezet moeten kunnen
               worden in verwerkbare informatie en omgekeerd zal de verwerkte informatie voortdurende razend snel omgezet moeten kunnen
               worden in aangepaste - en betere waarnemingen, denkwijzen en handelingen.

      Een voorbeeld van begrippenopbouw is het "MRTE-indelingsmodel", een experimenteel amateuristisch indelingsmodel voor begrippen:
          https://www.mrte.nl/kenmerken_van_informatie.html

      Van het "MRTE-indelingsmodel" kan weer een empirische kringloop worden afgeleid, waarmee we ons een beeld kunnen vormen van de
          manier waarop we zouden kunnen leren.

      Het meest basale begrip is "plaats" en daarvan  afgeleid de begrippen:
          - wel - of geen plaatsverandering  =    wel - of geen beweging (tijd-zin)
          - binnen(plaats) of buiten(plaats) = inwendig of uitwendig     (ruimte-zin)

      Een verplaatsing kan inwendig (gedaanteverandering) of uitwendig (externe plaatsverandering) zijn.

      Van het begrip "plaats" worden afgeleid de vier basiskenmerken: materie, ruimte, tijd en energie, alsook bij elk van deze vier
          basiskenmerken de vier basiskenmerkwaarden.

      In onze eerste levensfase zullen we waarschijnlijk de wereld vooreerst beseffen/ervaren/zien vanuit onszelf en pas later ook
         vanuit andere objecten.
         Voor het leren van onze eerste ervaringen is veel herhaling en variatie nodig met de beschouwde onderwerpen.

         - Wanneer wij onszelf niet verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich ook niet,       dan betreft het onderwerp: "materie".
         - Wanneer wij onszelf  wel verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich niet,           dan betreft het onderwerp: "ruimte".
         - Wanneer wij onszelf niet verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich wel,            dan betreft het onderwerp: "tijd".
         - Wanneer wij onszelf  wel verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich vervolgens ook, dan betreft het onderwerp: "energie".

      Binnen elk basiskenmerk (materie, ruimte, tijd en energie) gelden vier basis kenmerkwaarden, waarvan telkens één kenmerkwaarde
             geldt als wezenlijk (= altijd geldend) kenmerk van informatie.

      Wat is informatie?
      Informatie wordt gekenmerkt door vier wezenlijke (= altijd geldende) kenmerken:
                 - abstract/onwerkelijk
                 - verplaatste deeltjes
                 - buitenverplaatsing
                 - oorzaak

      Wanneer je leest of hoort dat alles "informatie" is, dan wordt daar eigenlijk mee bedoeld dat alles "informatiedrager" is, dat
              wil zeggen: alles kan model staan voor iets, alles heeft verschillende betekenissen.

      Wanneer je leest of hoort dat data niet hetzelfde is als "informatie", dan wordt daarmee bedoeld dat data "informatiedragers"
              zijn, bv. tekens, codes, letters, cijfers, woorden, zinnen, gebaren, tijdschriften, boeken, muziek, bestanden,
              websites, memorysticks, etc, dat wil zeggen: elementen uit culturele talen.

      Alles kan beschouwd worden als "informatiedrager" en dienen als "model" of "spoor", waardoor alles wat met het "spoor" verband
            houdt, in beginsel opgespoord zou kunnen worden.
            In de praktijk echter hebben we uiteraard van verreweg de meesten dingen geen weet, hoewel elke ding/gebeurtenis/zaak de
               "informatiedrager" is van legio betekenissen.

             BEGIN empirische kringloop

             Het MRTE-indelingsmodel is een symmetrisch gerangschikt model van begrippen.

                 Binnen M wordt info gekenmerkt als abstract/onwerkelijk, bv. geluid, beelden, chemie ->
                        zeer snelle deeltjes verplaatsing, tegenover concreet/werkelijk.
                        Hierin zou je de indeling wel/geen verplaatsing kunnen herkennen.

                 Binnen T wordt info gekenmerkt als buitenverplaatsing en daardoor in beginsel waarneembaar, tegenover
                        binnenverplaatsing.
                        Hierin zou je de indeling buiten/binnen kunnen herkennen.

                 De empirische kringloop (cyclus/cirkel) lijkt afgeleid te kunnen worden van het MRTE-indelingsmodel, namelijk als de
                    T-indeling (indeling in vier stadia/fasen) met daarop geprojecteerd de vier kenmerken van informatie.

                 Binnen de aldus voorgestelde empirische kringloop kunnen we weer andere symmetrie herkennen.

                    Voor de empirische kringloop geldt:

                    Met betrekking tot info binnen M:

                    - De  input wordt gekenmerkt door de overgang van concreet/werkelijkheid naar abstract/info
                    - De output wordt gekenmerkt door de overgang van          abstract/info naar concreet/werkelijkheid
                         (info is oorzaak van alles, inclusief kennis en geheugen)

                    ->
                    - De  input wordt gekenmerkt door de overgang van weinig verplaatsing naar   veel verplaatsing
                    - De output wordt gekenmerkt door de overgang van   veel verplaatsing naar weinig verplaatsing

                    ->
                    - De  input wordt gekenmerkt door de overgang van weinig verandering naar   veel verandering
                    - De output wordt gekenmerkt door de overgang van   veel verandering naar weinig verandering

                    Met betrekking tot info binnen T:

                    - De binnenverplaatsing wordt gekenmerkt door de overgang van binnen -> buiten
                         (denken over de uit te voeren acties)
                    - De buitenverplaatsing wordt gekenmerkt door de overgang van buiten -> binnen
                         (waarneembare actuele stand van de werkelijkheid)

                    Fasen/stadia 1-4:

                    1. werkelijkheid (buiten waarnemer) -> info (binnen waarnemer)
                    2. binnen -> buiten (gerichtheid): denken over potentieel uit te voeren acties in de werkelijkheid
                    3. info (binnen waarnemer) -> werkelijkheid (buiten waarnemer)
                    4. buiten -> binnen (gerichtheid): de werkelijkheid is potentieel waarneembaar voor een waarnemer

             END   empirische kringloop

      END   Hoe leren we?

END   Samenvatting.

BEGIN Op zoek naar antwoorden.

      We zien onszelf in onze groei naar wat meer volwassenheid over het algemeen wel steeds iets levenswijzer worden, maar we
         blijven toch worstelen met vaak terugkerende menselijke zwakheden.

      Kunnen we een aantal menselijke zwakheden wellicht herkennen binnen het hypothetische indelingsmodel?

      Met name rond de wezenskenmerken van "informatie" komen een aantal gedachten naar voren.

      Opmerkelijk is dat juist de tegenpool van elk van de 4 "wezenskenmerken van informatie" soms of vaak ten onrechte
                  aangezien wordt voor het betreffende "wezenskenmerk van informatie", terwijl kennis van de overige
                  2 kenmerken per categorie M R T E, kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht.

      - M informatie als abstract/onwerkelijk.

        We hebben soms problemen bij het maken van onderscheid tussen werkelijkheid (echt) en onwerkelijkheid (onecht).
        Wat we gepresenteerd krijgen als informatie, met name binnen verschillende talen, kunnen we soms of vaak onterecht
        aanzien voor iets dat ooit gebeurd is, gebeurt of staat te gebeuren.
        Kennis van de kenmerken waar en onwaar kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht.

      - R informatie als verplaatste deeltjes (via een informatiedrager/medium/kanaal/route).

        We zien een informatiedrager/medium/model (D) soms of vaak aan voor informatie (C).
        Een bekend voorbeeld is het dikwijls vermelde verschil tussen data/gegevens en informatie.
        Daar waar een model specifiek ontworpen is om te fungeren binnen kunstmatige talen, bv. data/gegevens, letters, cijfers,
        woorden, zinnen, afbeeldingen, tekens en ook boeken, cd's, dvd's, memorysticks, duiden we het model soms of vaak onterecht
        aan als informatie. Maar de aanwezigheid van een model op zich, betekent nog niet automatisch dat er ook sprake is van
        overdracht van deeltjes van zender naar onvanger en dat vervolgens, via ontvanger-interne verplaatsingen, de overgedragen
        informatie begrepen wordt zoals bedoeld.
        Kennis van de kenmerken bron en ontvanger kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht.

      - T informatie als buitenverplaatsing.

        - Een object kan zich alleen kenbaar maken door het zenden van bewegende deeltjes van binnen - naar buiten het object.
        - Alleen bewegende deeltjes die zich buiten een object bevinden, kunnen in beginsel worden waargenomen door een ander.
        We denken vaak dat de wereld om ons heen exact gelijk/hetzelfde is aan wat we (denken te) waarnemen, maar eigenlijk
        kunnen we dat niet weten en soms realiseren we ons dat dit niet altijd (exact) zo het geval is.
        Kennis van de kenmerken input en output kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht.

      - E informatie als veroorzaker.

        We hebben nog wel eens moeite met het bepalen van oorzaken en gevolgen.
        - Zaken die gelijktijdig gebeuren kunnen wel -, niet of deels correleren, maar dan weten we nog geen oorzaak en gevolg.
        - Voor velen geldt dat mystieke wezens de veroorzakers zijn van veel of van alles, bv. God of goden, waar we invloed op
          kunnen uitoefenen door gehoorzaam  en offerbereid te zijn.
        - We neigen soms om de schuld van iets, zonder voldoende kennis, af te schuiven op tegenstanders of minder populaire
          mensen of groepen, ze staan immers toch al als "minder goed" bekend binnen ons (gezamelijk) denksysteem.
        Kennis van de kenmerken meewerken en tegenwerken kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht.

END   Op zoek naar antwoorden.

Naslag puzzelwoordenboeken:
- Huizinga's klein woordenboek voor puzzelaars ; A.J.G. Strengholt's uitgeversmaatschappij Amsterdam
- Encyclopedie voor puzzelaars II ; A. van Opperdoes ; A.J.G. Strengholt's uitgeversmaatschappij Amsterdam
- De grote encyclopedie voor puzzelaars ; G. op de Beek ; A.J.G. Strengholt's uitgeversmaatschappij Amsterdam
- Passen en meten met woorden ; Onkenhout Groep
- 1.500.000 puzzelwoorden De grote puzzelvraagbaak ; Rik van Steenbergen ; Rebo Productions bv. Lisse
- 20.000 puzzelwoorden ; A.F. Kerbert en A. de Moor ; Uitgeverij "Elmar" N.V. Delft

Aanbevolen boeken:
- Het juiste woord ; standaard betekeniswoordenboek der Nederlandse taal ; dr. L.Brouwers ; Standaard uitgeverij Antwerpen/Utrecht
- Methodologie ; grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen ; A.D. de Groot

Aanbevolen websites:
- https://communicatiekc.com/

de MRTE-redactie

END   Toelichting